Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 april 2025 in de zaak tussen
[eiseres], uit [plaats], eiseres,
Dienst Toeslagen (voorheen Belastingdienst/Toeslagen), verweerder.
Inleiding
Beoordeling door de rechtbank
.Omdat er een adviescommissie is geldt er in dit geval een termijn van twaalf weken. Verweerder heeft de beslistermijn verlengd met zes weken. Verweerder had dus in ieder geval uiterlijk op 30 december 2024 moeten beslissen. De termijn waarbinnen verweerder moet beslissen is inmiddels voorbij. Eiseres heeft verweerder op 9 januari 2025 in gebreke gesteld en verweerder heeft de ingebrekestelling op dezelfde datum ontvangen. Sindsdien zijn twee weken voorbij gegaan.
4.1. In het verweerschrift verzoekt verweerder om bij het bepalen van de beslistermijn aan te sluiten bij de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 1 oktober 2024, [3] of de uitspraken van de rechtbank Rotterdam van 15 juli 2024 [4] en de rechtbank Midden-Nederland van 25 oktober 2024. [5]
Conclusie en gevolgen
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
- draagt verweerder op uiterlijk 23 februari 2026 alsnog een besluit op bezwaar bekend te maken;
- bepaalt dat verweerder aan eiseres een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-;
- bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 53,- aan eiseres moet vergoeden;