In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 17 januari 2025, wordt het beroep van eiseres tegen het besluit van de Commissie Schadefonds Geweldsmisdrijven beoordeeld. Eiseres had op 21 september 2023 een aanvraag ingediend voor een uitkering uit het Schadefonds, omdat zij slachtoffer en getuige was van ernstig huiselijk geweld. Het primaire besluit van de commissie, gedateerd 11 december 2023, wees de aanvraag af. Eiseres maakte bezwaar, maar het bestreden besluit van 3 mei 2024 verklaarde het bezwaar ongegrond en handhaafde het primaire besluit. Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld, maar de rechtbank oordeelt dat de commissie op goede gronden heeft besloten de aanvraag af te wijzen.
De rechtbank concludeert dat eiseres niet voldoende objectieve aanwijzingen heeft geleverd om haar claim te onderbouwen. De commissie had vastgesteld dat er onduidelijkheid bestond over de periode waarin het huiselijk geweld zou hebben plaatsgevonden, en dat de medische informatie die eiseres had overgelegd niet voldoende was om de aannemelijkheid van haar verklaring te ondersteunen. De rechtbank benadrukt dat het aan de aanvrager is om met objectieve aanwijzingen aan te tonen dat zij slachtoffer is geworden van een opzettelijk gepleegd geweldsmisdrijf. Aangezien eiseres niet aan deze bewijslast heeft voldaan, blijft het bestreden besluit in stand en wordt het beroep ongegrond verklaard. Eiseres krijgt geen proceskostenvergoeding en het griffierecht wordt niet vergoed.