ECLI:NL:RBZWB:2025:2028
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de WOZ-waarde van een woning in het kader van een belastingaanslag
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, wordt het beroep van de belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Tilburg beoordeeld. De heffingsambtenaar had de WOZ-waarde van de woning van de belanghebbende vastgesteld op € 741.000 per 1 januari 2022, wat leidde tot een aanslag in de onroerendezaakbelastingen voor het jaar 2023. De belanghebbende heeft bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard. De rechtbank heeft het beroep op 25 februari 2025 behandeld, waarbij de belanghebbende werd bijgestaan door haar echtgenoot en de heffingsambtenaar vertegenwoordigd werd door drie medewerkers.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de WOZ-waarde van de woning, die kort na de waardepeildatum was verkocht, in principe overeenkomt met de betaalde prijs. De belanghebbende stelde dat de waarde lager zou moeten zijn, maar de rechtbank oordeelde dat zij niet voldoende aannemelijk had gemaakt dat de koopsom niet de waarde in het economische verkeer weergeeft. De rechtbank concludeert dat de WOZ-waarde moet worden vastgesteld op € 710.000, wat leidt tot een vermindering van de aanslag onroerendezaakbelasting. De rechtbank vernietigt de uitspraak op bezwaar en kent de belanghebbende een proceskostenvergoeding toe van € 1.325,02, inclusief griffierecht.