Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
uitspraak van de meervoudige kamer van 3 april 2025 in de zaken tussen
[belanghebbende] , uit [plaats] , belanghebbende,
de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur,
Inleiding
Beoordeling door de rechtbank
Feiten
“Wat betekent dit voor u?
Motivering
€ 30.000 opgenomen door belanghebbende en in de brief aan de BCEE van 28 juli 2014 schrijft belanghebbende over ‘meines Bankkonto’ en in de brief aan de BCEE van 6 augustus 2014 over ‘mijn rekening’, waarbij beide brieven zijn ondertekend door belanghebbende in privé onder vermelding van zijn privéadres (zie 3.8 en 3.9). Voorts merken ook de tot de gedingstukken behorende afschriften belanghebbende als rekeninghouder van de BCEE-rekening aan. De in deze procedure ingenomen stelling van belanghebbende dat hij niet over de bankrekening – die op zijn naam stond – kon beschikken, vindt naar het oordeel van de rechtbank geen weerslag in de feiten.
€ 57.001 in 2014, aldus de inspecteur.
Conclusie en gevolgen
Beslissing
- verklaart de beroepen ongegrond;
- vermindert de vergrijpboete 2012 tot € 4.474;
- vermindert de vergrijpboete 2013 tot € 12.157; en
- vermindert de vergrijpboete 2014 tot € 1.137.