Op 15 januari 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak BRE 23/12344, waarin belanghebbende in beroep ging tegen een aanslag forensenbelasting voor het jaar 2023, opgelegd door de heffingsambtenaar van de gemeente Schouwen-Duiveland. De rechtbank beoordeelt of de aanslag terecht is opgelegd, waarbij de focus ligt op de periode waarin de woning ter beschikking is gehouden voor verhuur en het eigen gebruik door belanghebbende en zijn zussen. Belanghebbende, eigenaar van een woning samen met zijn twee zussen, heeft zijn hoofdverblijf buiten de gemeente en heeft de woning in voorgaande jaren verhuurd via BHVK Leisure B.V. In 2023 hebben de eigenaren de verhuurbemiddelingsovereenkomst stopgezet, maar mochten ze de woning vanaf 1 juni 2023 weer verhuren na het aanvragen van een huurvergunning. De rechtbank concludeert dat de heffingsambtenaar niet aannemelijk heeft gemaakt dat belanghebbende de woning meer dan 90 dagen voor zichzelf of zijn gezin beschikbaar heeft gehouden. De rechtbank oordeelt dat de aanslag forensenbelasting ten onrechte is opgelegd, omdat de som van het eigen gebruik en de dagen waarop de woning beschikbaar was voor verhuur niet meer dan 90 dagen bedraagt. De rechtbank vernietigt de aanslag en de uitspraak op bezwaar, en bepaalt dat de heffingsambtenaar het griffierecht aan belanghebbende moet vergoeden.