ECLI:NL:RBZWB:2025:179

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
15 januari 2025
Publicatiedatum
15 januari 2025
Zaaknummer
BRE 23/12344
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Forensenbelasting en mede-eigendom: beoordeling van de aanslag voor verhuurperiode

Op 15 januari 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak BRE 23/12344, waarin belanghebbende in beroep ging tegen een aanslag forensenbelasting voor het jaar 2023, opgelegd door de heffingsambtenaar van de gemeente Schouwen-Duiveland. De rechtbank beoordeelt of de aanslag terecht is opgelegd, waarbij de focus ligt op de periode waarin de woning ter beschikking is gehouden voor verhuur en het eigen gebruik door belanghebbende en zijn zussen. Belanghebbende, eigenaar van een woning samen met zijn twee zussen, heeft zijn hoofdverblijf buiten de gemeente en heeft de woning in voorgaande jaren verhuurd via BHVK Leisure B.V. In 2023 hebben de eigenaren de verhuurbemiddelingsovereenkomst stopgezet, maar mochten ze de woning vanaf 1 juni 2023 weer verhuren na het aanvragen van een huurvergunning. De rechtbank concludeert dat de heffingsambtenaar niet aannemelijk heeft gemaakt dat belanghebbende de woning meer dan 90 dagen voor zichzelf of zijn gezin beschikbaar heeft gehouden. De rechtbank oordeelt dat de aanslag forensenbelasting ten onrechte is opgelegd, omdat de som van het eigen gebruik en de dagen waarop de woning beschikbaar was voor verhuur niet meer dan 90 dagen bedraagt. De rechtbank vernietigt de aanslag en de uitspraak op bezwaar, en bepaalt dat de heffingsambtenaar het griffierecht aan belanghebbende moet vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Middelburg
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 23/12344

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 januari 2025 in de zaak tussen

[belanghebbende] uit [plaats 1] , belanghebbende

(gemachtigde: [gemachtigde] ),
en

de heffingsambtenaar van de gemeente Schouwen-Duiveland, de heffingsambtenaar.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar met dagtekening 14 november 2023.
1.1.
De heffingsambtenaar heeft aan belanghebbende voor het jaar 2023 een aanslag forensenbelasting met [aanslagnummer] opgelegd.
1.2.
De heffingsambtenaar heeft het bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaard.
1.3.
De heffingsambtenaar heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 4 december 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen belanghebbende en zijn gemachtigde en namens de heffingsambtenaar [naam 1] en [naam 2] .

Feiten

2. Belanghebbende en zijn twee zussen zijn eigenaar van de woning aan de [adres] te [plaats 2] (de woning). De drie mede-eigenaren behoren niet tot hetzelfde gezin. Belanghebbende heeft zijn hoofdverblijf buiten de gemeente Schouwen-Duiveland.
2.1.
De woning werd in voorgaande jaren door tussenkomst van BHVK Leisure B.V. (BHVK) verhuurd aan derden. Hiertoe hadden belanghebbende en zijn zussen met BHVK een verhuurbemiddelingsovereenkomst gesloten. Op basis van deze overeenkomst mogen de eigenaren de woning in totaal 90 dagen per jaar zelf gebruiken en staat de woning de resterende tijd ter beschikking voor verhuur aan derden.
2.2.
In 2022 heeft de gemeente Schouwen-Duiveland vastgesteld dat recreatieve verhuur op grond van het geldende bestemmingsplan niet was toegestaan.
2.3.
Ter voorkoming van het opleggen van een dwangsom hebben de eigenaren de verhuurbemiddelingsovereenkomst per 1 januari 2023 stopgezet en een huurvergunning aangevraagd.
2.4.
Vooruitlopend op de afgifte van de huurvergunning per 1 augustus 2023 mocht de woning vanaf 1 juni 2023 weer worden verhuurd. De eigenaren hebben vanaf die datum weer gebruik gemaakt van de diensten van BHVK op basis van de verhuurbemiddelings-overeenkomst.
2.5.
Belanghebbende en zijn zussen hebben in 2023 minder dan 90 dagen gebruik gemaakt van de woning.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt of de heffingsambtenaar terecht aan belanghebbende een aanslag forensenbelasting voor het jaar 2023 heeft opgelegd. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die belanghebbende heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
3.1.
Naar het oordeel van de rechtbank slaagt het beroep van belanghebbende en is de aanslag forensenbelasting ten onrechte aan belanghebbende opgelegd. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Overwegingen

4. Op basis van artikel 223, eerste lid, van de Gemeentewet kan forensenbelasting worden geheven van de natuurlijke personen, die, zonder in de gemeente hoofdverblijf te hebben, er gedurende het belastingjaar meer dan negentig dagen voor zich of hun gezin een gemeubileerde woning beschikbaar houden. Van die bevoegdheid heeft de raad van de gemeente Schouwen-Duiveland gebruik gemaakt door een soortgelijke bepaling op te nemen in artikel 2 van de Verordening forensenbelasting Schouwen-Duiveland 2023.
4.1.
Er geldt wel een uitzondering. Er mag geen aanslag forensenbelasting worden opgelegd aan een eigenaar die zijn woning (vrijwel) het gehele jaar aan een derde ter beschikking stelt voor verhuur (a) als die eigenaar in het geheel geen gebruik maakte van zijn woning, anders dan nodig was om deze voor verhuur gereed te maken (de a-grond), of (b) als de som van het aantal dagen van eigen gebruik en van het aantal dagen waarop de woning niet werd gebruikt, maar waarop deze moet worden geacht door die eigenaar beschikbaar te zijn gehouden voor zich of zijn gezin, niet meer dan 90 dagen is (de b-grond). [1]
4.2.
Belanghebbende voert aan dat de woning bestemd is voor verhuur. De periode dat de woning niet kon worden verhuurd is daarom volgens hem ten onrechte door de heffingsambtenaar in de beoordeling van het 90-dagen-criterium meegenomen. Ter zitting heeft belanghebbende toegelicht dat de verhuurbemiddelingsovereenkomst met BHVK op 1 juni 2023 is herleefd. De situatie met betrekking tot het eigen gebruik in 2023 verschilt niet van voorgaande jaren. De beschikbare 90 dagen worden in onderling overleg tussen belanghebbende en zijn zussen verdeeld en worden vervolgens door ieder van hen geblokkeerd in het reserveringssysteem van BHVK.
4.3.
De heffingsambtenaar stelt dat belanghebbende de woning als gevolg van het stopzetten van de verhuurbemiddelingsovereenkomst vanaf 1 januari 2023 beschikbaar heeft gehouden. Daardoor stond de woning in de periode van 1 januari 2023 tot 1 juni 2023 (150 dagen) ter beschikking aan belanghebbende.
4.4.
De rechtbank stelt voorop dat op de heffingsambtenaar de last rust om aannemelijk te maken dat belanghebbende de woning in 2023 op meer dan 90 dagen voor zichzelf of zijn gezin beschikbaar heeft gehouden.
4.5.
Vast staat dat ieder van de eigenaren voor een derde deel is gerechtigd tot de woning. Met betrekking tot het gebruiksrecht van de woning moet belanghebbende daarom rekening houden met de rechten van gebruik van zijn beide zussen. De rechtbank heeft geen redenen om te twijfelen aan de verklaring van belanghebbende dat het recht van gebruik van de woning in de periode vanaf 1 juni 2023 in onderling overleg op basis van evenredigheid is verdeeld. De heffingsambtenaar betwist dat ook niet.
4.6.
Het voorgaande betekent dat –nu niet in geschil is dat uitvoering is gegeven aan de clausule in de verhuurbemiddelingsovereenkomst op grond waarvan het eigen gebruik is gemaximeerd op 90 dagen–, de woning vanaf 1 juni niet voor meer dan 30 dagen beschikbaar werd gehouden door belanghebbende en zijn gezin.
4.7.
Belanghebbende en zijn zussen hebben de woning, tot het moment dat de verhuurbemiddelingsovereenkomst is herleefd op 1 juni 2023, ter beschikking gehouden. Niet gesteld of gebleken is dat belanghebbende in deze periode van in totaal 150 dagen, de woning voor zich of zijn gezin en met voorbijgaan van de rechten van zijn zussen ter beschikking heeft kunnen houden. Dit betekent dat belanghebbende in deze periode waarin de woning niet werd gebruikt maximaal 50 dagen (150:3) beschikbaar heeft gehouden. [2] Over geheel 2023 is de som van het aantal dagen beschikbaarheid voor eigen gebruik van belanghebbende (30 dagen) en van het aantal dagen waarop de woning niet werd gebruikt, maar deze moet worden geacht door belanghebbende beschikbaar te zijn gehouden (50 dagen) niet meer dan 90 dagen. Daardoor is er bij belanghebbende geen sprake van een belastbaar feit voor de heffing van forensenbelasting.
4.8.
Dit betekent dat de heffingsambtenaar de aanslag forensenbelasting 2023 ten onrechte aan belanghebbende heeft opgelegd. De rechtbank zal de bestreden beslissing en de aanslag vernietigen. Gelet hierop behoeven de overige beroepsgronden van belanghebbende geen behandeling meer.
Conclusie en gevolgen
5. Het beroep is gegrond. De aanslag forensenbelasting 2023 is ten onrechte aan belanghebbende opgelegd en kan daarom niet in stand blijven. Dat betekent dat de uitspraak op bezwaar en de aanslag forensenbelasting zullen worden vernietigd.
5.1.
Omdat het beroep gegrond is moet de heffingsambtenaar het griffierecht aan belanghebbende vergoeden. Belanghebbende heeft geen kosten gesteld die voor vergoeding in aanmerking komen.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt de uitspraak op bezwaar;
  • vernietigt de aanslag forensenbelasting 2023;
  • bepaalt dat de heffingsambtenaar het griffierecht van € 50 aan belanghebbende moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.P.A. Boersma, rechter, in aanwezigheid van mr. M.M. van de Langerijt-Suurmeijer, griffier, op 15 januari 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
de rechter is verhinderd deze
uitspraak te ondertekenen
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal beroep instellen kan via “
Formulieren en inloggen” op
www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch.

Voetnoten

1.Hoge Raad 22 december 2006, ECLI:NL:HR:2006:AZ4972.
2.Vgl. Gerechtshof Amsterdam, 8 september 2011, ECLI:NL:GHAMS:2011:BT2647.