Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
doch feitelijk verblijvende te [woonplaats 2] ,
1.De procedure
2.De feiten
In deze schenkingsovereenkomst is bepaald dat dit een schenking onder uitsluiting betreft.
3.3. De vorderingen
- op grond van artikel 3:185 BW een verdeling vast te stellen waarbij:
- het registergoed en de overige activa van de gemeenschap, waaronder ook de rechten uit hoofde van de koopovereenkomst met [organisatie] zijn inbegrepen, met uitzondering van de auto, laptop en mobiele telefoon, worden gewaardeerd voor een bedrag van € 1.950.000,--
- de schulden van de gemeenschap die bestaan uit de hypothecaire schulden bij Rabobank van € 1.203.008,--, de schulden bij [B.V.] van
- [de vrouw] haar aandeel in het registergoed en de overige activa van de gemeenschap overdraagt aan [de man] voor een bedrag van € 975.000,--
- [de vrouw] de auto, laptop en mobiele telefoon toegedeeld krijgt.
4.De beoordeling
Spoedeisend belang
€ 1.950.000,00 voor het registergoed en alle overige activa, waaronder ook de rechten uit hoofde van de koopovereenkomst met [organisatie] zijn begrepen. De vrouw heeft de gestelde overeenstemming bestreden. Volgens haar is zij slechts voorwaardelijk akkoord gegaan met het bedrag van € 1.950.000,00 en zijn deze voorwaarden niet vervuld, zodat er uiteindelijk geen overeenstemming is bereikt.
- Ik volledig gevrijwaard word van alle verplichtingen ten aanzien van de [VOF];
- Alle bestaande leningen op naam van jou en/of de nieuwe investeerder komen te staan;
- Ik “mijn” auto (…), telefoon (…) en laptop mag behouden’
- Er geen nieuwe zaken naar boven komen die de netto-uitkering van € 125.000 aan mij, zowel negatief als positief, zullen beïnvloeden, inclusief welke zaken dan ook.
Zodra dit allemaal op een eenduidige manier bevestigd kan worden, kunnen we verder richting een definitieve afronding van het proces werken”, volgt de voorzieningenrechter niet. Uit deze zin volgt integendeel juist dat de vrouw eerst een bevestiging wilde van de man dat haar voorwaarden akkoord waren, alvorens zij verder wilde gaan. Dit volgt vervolgens ook uit de daaropvolgende zin, waarin de vrouw voorstelt om de afspraken vast te leggen in een overdrachtsovereenkomst, zodat alles helder en formeel vaststaat. Daarbij neemt de voorzieningenrechter in aanmerking dat, zoals door de vrouw is aangevoerd, zij gedurende de onderhandelingen met de man over de koopprijs van de onroerende zaak steeds een koppeling heeft gemaakt tussen de koopprijs en het bedrag dat zij netto na levering van haar aandeel zou overhouden. De voorzieningenrechter wijst in dit verband op de brieven van de vrouw van 8 oktober 2024 (prod. 11), 15 oktober 2024 (prod. 13), 19 oktober 2024 (prod. 17) en 21 oktober 2024 (prod. 19), waarin de vrouw telkens een berekening maakt van het bedrag dat zij netto wil ontvangen en de man verzoekt om bevestiging van de juistheid van haar berekening.