ECLI:NL:RBZWB:2025:1704

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
24 maart 2025
Publicatiedatum
24 maart 2025
Zaaknummer
BRE 24/6557
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag gehandicaptenparkeerkaart op basis van medische criteria en gelijkheidsbeginsel

Deze uitspraak betreft de afwijzing van de aanvraag van eiseres voor een gehandicaptenparkeerkaart door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda. Eiseres had op 2 februari 2024 een aanvraag ingediend, maar deze werd op 22 maart 2024 afgewezen omdat zij niet voldeed aan de gestelde criteria. Eiseres was het niet eens met deze afwijzing en heeft beroep ingesteld. De rechtbank heeft de zaak op 19 februari 2025 behandeld.

In de uitspraak concludeert de rechtbank dat het college terecht heeft geoordeeld dat eiseres niet aan de criteria voor het verstrekken van een gehandicaptenparkeerkaart voldoet. De rechtbank heeft vastgesteld dat het medisch advies, waarop het college zijn besluit heeft gebaseerd, zorgvuldig tot stand is gekomen. Eiseres kan met haar rollator 100 meter lopen, wat niet voldoet aan de vereisten voor een gehandicaptenparkeerkaart. De rechtbank heeft ook het beroep van eiseres op het gelijkheidsbeginsel verworpen, omdat zij niet heeft aangetoond dat er sprake is van vergelijkbare omstandigheden met betrekking tot andere aanvragen.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, waardoor de afwijzing van de aanvraag in stand blijft. Eiseres krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. T.I. van Term en openbaar gemaakt op 24 maart 2025.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 24/6557

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 maart 2025 in de zaak tussen

[eiseres], uit [plaats], eiseres

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda, verweerder.

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de afwijzing van de aanvraag van eiseres voor een gehandicaptenparkeerkaart. Het college heeft de aanvraag met het besluit van 22 maart 2024 afgewezen, omdat eiseres niet aan de daarvoor geldende criteria voldoet. Eiseres is het niet eens met de afwijzing van de aanvraag. Zij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank de afwijzing van de aanvraag.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat het college terecht tot de conclusie is gekomen dat eiseres niet aan de criteria voor het verstrekken van de gehandicaptenparkeerkaart voldoet. Eiseres krijgt dus geen gelijk en het beroep is dus ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
1.2.
Onder 2 staat het procesverloop in deze zaak. De beroepsgronden zijn samengevat onder 3. De beoordeling door de rechtbank volgt vanaf 4. Daarbij gaat de rechtbank in op de volgende vragen:
  • Is het bestreden besluit gebaseerd op zorgvuldig medisch onderzoek?
  • Voldoet eiseres aan de criteria voor verstrekking van een gehandicaptenparkeerkaart?
  • Kan eiseres een beroep doen op het gelijkheidsbeginsel?
Aan het eind staat de beslissing van de rechtbank en de gevolgen daarvan.
1.3.
De wettelijke regels en beleidsregels die van belang zijn voor deze zaak, staan in de bijlage bij deze uitspraak.

Procesverloop

2. Eiseres heeft op 2 februari 2024 een aanvraag ingediend voor een gehandicaptenparkeerkaart, type bestuurder. Het college heeft die aanvraag met het besluit van 22 maart 2024 afgewezen, omdat de aanvraag van eiseres niet aan de in de ministeriële Regeling gehandicaptenparkeerkaart gestelde criteria voldoet. Het college heeft zich daarbij gebaseerd op een medisch advies van [adviseur].
Eiseres heeft daartegen bezwaar gemaakt. Met het bestreden besluit van 27 augustus 2024 heeft het college het bezwaar ongegrond verklaard. Het besluit van 22 maart 2024 is daarbij in stand gelaten.
2.1.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
2.2.
De rechtbank heeft het beroep op 19 februari 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres en mr. L.V. Suijkerbuijk namens het college.

Beoordeling door de rechtbank

De beroepsgronden
3. Eiseres voert aan dat het college een grote fout heeft gemaakt door haar aanvraag af te wijzen. Eiseres stelt dat zij beperkt is. Zij heeft veel pijn en kan daardoor niet overal naartoe. Het zou haar helpen als ze op een invalidenparkeerplaats kan parkeren. Eiseres stelt zich op het standpunt dat het college zijn besluit ten onrechte op het advies van [adviseur] heeft gebaseerd. Eiseres vindt het onbegrijpelijk dat de medisch adviseur/arts van [adviseur] heeft gerapporteerd dat zij 200 meter kan lopen zonder rollator. Eiseres merkt verder op dat het haar bekend is dat een vrouw bij haar in de straat wel een gehandicaptenparkeerkaart heeft zonder dat zij iets mankeert. Dat vindt eiseres onrechtvaardig.
Eiseres heeft medische informatie ingebracht, onder meer van een orthopedisch chirurg, van een neuroloog en van de fysiotherapeut.
Is het bestreden besluit gebaseerd op zorgvuldig medisch onderzoek?
4. Voordat op een aanvraag voor een gehandicaptenparkeerkaart wordt besloten, wordt een geneeskundig onderzoek verricht. Dat volgt uit artikel 2, eerste lid, van de Regeling gehandicaptenparkeerkaart. Dat geneeskundig onderzoek is bij eiseres verricht door een medisch adviseur/arts van [adviseur]. Van dat onderzoek is op 21 maart 2024 rapport uitgebracht.
4.1.
De rechtbank volgt eiseres niet in haar standpunt dat het geneeskundig onderzoek van [adviseur] onzorgvuldig is geweest.
De arts heeft eiseres op 21 februari 2024 gezien op het spreekuur en er is gericht lichamelijk onderzoek en observatie verricht. De arts heeft ook kennisgenomen van de informatie die hij van de huisarts/specialist heeft ontvangen op 20 maart 2024. Het rapport van 21 maart 2024 geeft er blijk van dat de arts op de hoogte was van de klachten en beperkingen van eiseres. De arts heeft vastgesteld dat er sprake is van een aandoening/stoornis en een loopprobleem/ -beperking, maar dat het niet zo is dat eiseres daardoor minder dan 100 meter kan lopen. Met de anamnese, het lichamelijk onderzoek en de beschikbare documentatie kon daarvan volgens de arts geen onderbouwing worden gegeven.
Anders dan eiseres in haar beroepsgronden suggereert, heeft de arts van [adviseur] niet geoordeeld dat zij meer dan 200 meter zonder rollator kan lopen. Geconcludeerd is namelijk dat eiseres 100 meter kan lopen. Eiseres heeft ter zitting bevestigd dat zij dat met haar rollator inderdaad wel kan.
De arts heeft ook gerapporteerd dat uit de opgevraagde medische informatie blijkt dat er sprake is van een aandoening van het bewegingsapparaat waarvoor fysiotherapie wordt geadviseerd. Het algemene advies bij deze aandoening is volgens de arts om in beweging te blijven. De arts heeft daarbij ook in aanmerking genomen dat van een gehandicaptenparkeerkaart een anti-revaliderend effect zou kunnen uitgaan.
4.2.
Uit vaste jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep, bijvoorbeeld de uitspraak van 22 mei 2024 [1] , volgt dat een bestuursorgaan op het advies van een deskundige mag afgaan, nadat is nagegaan of dit advies op een zorgvuldige wijze tot stand is gekomen, de redenering daarin begrijpelijk is en de getrokken conclusies daarop aansluiten. Deze verplichting is neergelegd in artikel 3:9 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Dit wordt ook wel de ‘vergewisplicht’ genoemd.
De rechtbank stelt vast dat het college heeft overwogen dat het medisch advies niet op onjuiste of onzorgvuldige wijze tot stand is gekomen. Het college vindt dat het dat medisch advies om die reden kon overnemen. Daarmee heeft het college naar het oordeel van de rechtbank aan zijn vergewisplicht voldaan. Deze beroepsgrond slaagt niet.
Voldoet eiseres aan de criteria voor verstrekking van een gehandicaptenparkeerkaart?
5. De rechtbank is van oordeel dat het college het medisch advies van [adviseur] aan zijn besluitvorming ten grondslag heeft mogen leggen. Dat betekent dat het op goede gronden heeft aangenomen dat eiseres in staat is om 100 meter met haar rollator te lopen. Daarmee voldoet zij niet aan het criterium voor verstrekking van een gehandicaptenparkeerkaart als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder a, van de Regeling gehandicaptenparkeerkaart. De regeling gaat er namelijk van uit dat de aanvrager daarbij gebruik maakt van zijn of haar loophulpmiddel.
5.1.
Het college [2] heeft in het bestreden besluit ook onderzocht of eiseres in aanmerking komt voor een gehandicaptenparkeerkaart op grond van artikel 1, eerste lid, onder d, van de Regeling gehandicaptenparkeerkaart. Het college heeft overwogen dat dit een zelfstandige grond voor verstrekking van een gehandicaptenparkeerkaart bevat, die het karakter heeft van een hardheidsclausule.
Het college heeft in redelijkheid kunnen concluderen dat eiseres ook op grond van deze hardheidsclausule niet voor een gehandicaptenparkeerkaart in aanmerking komt. Het college heeft terecht overwogen dat uit het bezwaarschrift geen andere medische beperkingen volgen dan de gestelde loopbeperking. In beroep heeft eiseres ook geen andere medische beperkingen aangevoerd.
Kan eiseres een beroep doen op het gelijkheidsbeginsel?
6. Eiseres heeft aangevoerd dat zij het niet eerlijk vindt dat een vrouw in haar straat wel over een gehandicaptenparkeerkaart beschikt, terwijl zij niets mankeert. Het college heeft daarop in het verweerschrift gereageerd. Het college heeft toegelicht dat iedere aanvraag afzonderlijk in behandeling wordt genomen en een besluit altijd wordt genomen op basis van een onafhankelijk medisch advies. Het college heeft daaraan nog toegevoegd dat het heeft onderzocht of er in de straat waar mevrouw woont gehandicaptenparkeerkaarten zijn verstrekt zonder onderliggend geneeskundig onderzoek, maar dat is gebleken dat dat niet het geval is.
6.1.
De rechtbank leest hierin dat eiseres een beroep doet op het gelijkheidsbeginsel. Voor een geslaagd beroep hierop is onder meer nodig dat er sprake is van een vergelijkbaar geval. Eiseres heeft in haar beroepsgronden echter niet aannemelijk gemaakt dat aan de vrouw in de straat onder vergelijkbare (of minder ernstige) medische omstandigheden wel een gehandicaptenparkeerkaart is verstrekt. Eiseres heeft ter zitting toegelicht dat de vrouw gebruik maakt van een parkeerkaart die ooit aan haar overleden echtgenoot is verstrekt. Dat zijn geen met eiseres vergelijkbare omstandigheden.
Overigens heeft het college ter zitting ook toegelicht dat, mocht blijken dat er op onjuiste gronden een gehandicaptenparkeerkaart aan iemand is verstrekt, dit aanleiding kan zijn om die parkeerkaart in te trekken, maar dat dit nooit een reden kan zijn om aan een ander ook een parkeerkaart te verstrekken. De rechtbank onderschrijft dat het college volgens vaste rechtspraak niet gehouden is om eventuele fouten in een vergelijkbaar geval te herhalen. [3]
6.2.
Het beroep van eiseres op het gelijkheidsbeginsel slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

7. Het college heeft op goede gronden besloten om de aanvraag van eiseres voor een gehandicaptenparkeerkaart af te wijzen. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de afwijzing van de aanvraag in stand blijft.
8. Eiseres krijgt het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.I. van Term, rechter, in aanwezigheid van N.A. D’Hoore, griffier, op 24 maart 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer
Artikel 49, eerste lid:
Aan een gehandicapte kan, overeenkomstig de bij ministeriële regeling gestelde criteria, door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente waar hij als ingezetene met een adres is ingeschreven in de basisregistratie personen, een gehandicaptenparkeerkaart worden verstrekt.
Artikel 55, eerste lid:
Bij ministeriële regeling worden voorschriften vastgesteld omtrent:
de bestelling van gehandicaptenparkeerkaarten;
de afgifte van gehandicaptenparkeerkaarten;
de wijze waarop een gehandicaptenparkeerkaart in een voertuig moet worden aangebracht.
Regeling gehandicaptenparkeerkaart
Artikel 1, eerste lid:
Voor een gehandicaptenparkeerkaart kunnen in aanmerking komen:
bestuurders van motorvoertuigen op meer dan twee wielen en van brommobielen, die ten gevolge van een aandoening of gebrek een aantoonbare loopbeperking hebben van langdurige aard, waardoor zij - met de gebruikelijke loophulpmiddelen - in redelijkheid niet in staat zijn zelfstandig een afstand van meer dan 100 meter aan een stuk te voet te overbruggen;
passagiers van motorvoertuigen op meer dan twee wielen en van brommobielen, die ten gevolge van een aandoening of gebrek een aantoonbare loopbeperking hebben van langdurige aard, waardoor zij - met de gebruikelijke loophulpmiddelen - in redelijkheid niet in staat zijn zelfstandig een afstand van meer dan 100 meter aan een stuk te voet te overbruggen en die voor het vervoer van deur tot deur continu afhankelijk zijn van de hulp van de bestuurder;
bestuurders en passagiers van motorvoertuigen op meer dan twee wielen en van brommobielen, die ten gevolge van een aandoening of gebrek permanent rolstoelgebonden zijn;
bestuurders en passagiers van motorvoertuigen op meer dan twee wielen en van brommobielen, andere dan bedoeld onder a en b, die ten gevolge van een aandoening of gebrek aantoonbare ernstige beperkingen, andere dan loopbeperkingen hebben;
het bestuur van instellingen ten behoeve van het personeel belast met het vervoer van bewoners die voldoen aan de criteria onder b, c of d.
Artikel 2, eerste lid:
Een gehandicaptenparkeerkaart wordt niet afgegeven alvorens een geneeskundig onderzoek heeft plaatsgehad met betrekking tot de handicap van de aanvrager.

Voetnoten

2.althans, de adviescommissie bezwaarschriften, die het college over het bezwaar van eiseres heeft geadviseerd
3.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 20 maart 2024, ECLI:NL:CRVB:2024:556, r.o. 4.4.