ECLI:NL:RBZWB:2025:170

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
14 januari 2025
Publicatiedatum
14 januari 2025
Zaaknummer
23/2590, 23/1371 en 23/9345
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de niet-ontvankelijkheid van beroepen inzake tijdelijke vrijstellingen van arbeidsverplichtingen onder de Participatiewet

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 14 januari 2025, wordt de niet-ontvankelijkheid van de beroepen van eiseres beoordeeld. Eiseres had beroep ingesteld tegen drie besluiten van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Schouwen-Duiveland, die haar tijdelijke vrijstellingen van arbeidsverplichtingen onder de Participatiewet hadden afgewezen. De rechtbank constateert dat de bijstandsuitkering van eiseres per 12 maart 2024 is ingetrokken, wat betekent dat er geen recht op bijstand meer bestaat en dus ook geen arbeidsverplichtingen uit de Participatiewet van toepassing zijn. Hierdoor heeft eiseres geen procesbelang meer bij de beoordeling van de bestreden besluiten. De rechtbank oordeelt dat het enkele feit dat eiseres in de toekomst mogelijk opnieuw een bijstandsuitkering zou kunnen aanvragen, onvoldoende is om procesbelang aan te nemen. De rechtbank verklaart de beroepen niet-ontvankelijk, wat betekent dat de zaken niet inhoudelijk worden beoordeeld. Eiseres krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummers: BRE 23/2590, 23/1371 en 23/9345

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 januari 2025 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [plaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. N. Talhaoui),
en
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Schouwen-Duiveland, het college
(gemachtigde: [gemachtigde] ).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van eiseres over drie tijdelijke vrijstellingen van de arbeidsverplichtingen in het kader van de Participatiewet.
1.1.
Het college heeft op 10 februari 2020 (primair besluit I) besloten om eiseres vrijstelling te verlenen van haar arbeidsverplichting en de verplichting tot het verrichten van onbeloonde maatschappelijke nuttige werkzaamheden gedurende de periode van 27 november 2019 tot en met 26 november 2024. Met het besluit van 9 maart 2023 (bestreden besluit I) heeft het college het bezwaar van eiseres tegen primair besluit I ongegrond verklaard.
1.2.
Het college heeft op 18 september 2019 (primair besluit II) besloten om eiseres vrijstelling te verlenen van haar arbeidsverplichting gedurende de periode van 1 september 2019 tot en met 31 augustus 2020. Met het besluit van 31 mei 2023 (bestreden besluit II) heeft het college het bezwaar van eiseres tegen primair besluit II ongegrond verklaard.
1.3.
Het college heeft op 15 maart 2019 (primair besluit III) besloten om eiseres vrijstelling te verlenen van haar arbeidsverplichting gedurende de periode van 1 maart 2019 tot en met 31 augustus 2019. Met het besluit van 13 juli 2023 (bestreden besluit III) heeft het college het bezwaar van eiseres tegen primair besluit III ongegrond verklaard. Op 15 december 2023 (bestreden besluit IV) heeft het college een gewijzigd besluit genomen. Het college heeft bestreden besluit III gewijzigd in die zin dat de tijdelijke ontheffing van de arbeidsplicht niet geldt tot 1 januari 2024, maar dat de ontheffing zoals opgenomen in het besluit van 10 februari 2020 van toepassing is. Op grond van artikel 6:19 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft het beroep van rechtswege (ook) betrekking op bestreden besluit IV.
1.4.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen de bestreden besluiten.
1.5.
De rechtbank heeft de beroepen op 2 december 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: mr. M. Kaplan, een kantoorgenoot van de gemachtigde van eiseres, en de gemachtigde van het college.

Totstandkoming van de besluiten

Relevante feiten en omstandigheden
2. Eiseres is vanaf 1 maart 2019 telkens tijdelijk vrijgesteld van de arbeidsverplichtingen in het kader van de Participatiewet. In een uitspraak van 12 april 2021 [1] en een uitspraak van 23 december 2022 [2] heeft deze rechtbank eerdere beroepen van eiseres gegrond verklaard en bepaald dat het college (ook) onderzoek moet doen naar de duurzaamheid van de arbeidsongeschiktheid van eiseres.
2.1.
Op 6 januari 2023 heeft een verzekeringsarts van Stichting SAP onderzoek gedaan naar de belastbaarheid van eiseres. In dit rapport wordt geconcludeerd dat er op dat moment geen benutbare mogelijkheden zijn, maar dat eiseres eventueel na behandeling van haar mentale klachten weer (beperkt) belastbaar zal zijn. De behandeling voor haar mentale klachten start in februari 2023. Daarom adviseert de verzekeringsarts om de situatie na een jaar opnieuw te bekijken. Aan de hand van deze rapportage is het college overgegaan tot het nemen van de bestreden besluiten.
Standpunt van het college
3. Het college stelt zich op het standpunt dat eiseres niet in aanmerking komt voor een permanente ontheffing van de arbeidsverplichtingen. Het college voert hiertoe aan dat uit het medisch onderzoek van Stichting SAP blijkt dat eiseres niet duurzaam arbeidsongeschikt is. Na adequate begeleiding voor de mentale belemmeringen is de verwachting dat eiseres weer (beperkt) belastbaar zal zijn.
3.1.
In beroep heeft het college het standpunt ingenomen dat eiseres geen procesbelang meer heeft bij de beoordeling van de bestreden besluiten, nu de bijstandsuitkering vanaf 12 maart 2024 is ingetrokken.
Beroepsgronden
4. Eiseres heeft gesteld dat zij, gelet op haar fysieke en mentale beperkingen, in aanmerking komt voor een volledige en duurzame vrijstelling van de arbeidsverplichtingen. Eiseres heeft daartoe aangevoerd dat zij ernstige klachten heeft, die alsmaar toenemen en dat zij niet de verwachting heeft dat de klachten meer dan gering zullen verbeteren. Zij kan zich daarom niet verenigen met het advies van de ingeschakelde arts.
4.1.
In beroep heeft eiseres het standpunt ingenomen dat zij procesbelang heeft bij een beoordeling van de bestreden besluiten, omdat zij in de toekomst mogelijk opnieuw een beroep zal doen op bijstand, waarbij zij zich dan kan beroepen op de uitspraak over de duurzaamheid van haar arbeidsongeschiktheid.
Beoordeling door de rechtbank
5. Aan de rechtbank ligt ter beoordeling voor of het college de aanvraag van eiseres om bijzondere bijstand op goede gronden heeft afgewezen.
6. De rechtbank is van oordeel dat de beroepen niet-ontvankelijk zijn
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Procesbelang
7. Uit het dossier blijkt dat het college op 26 maart 2024 heeft besloten om de bijstandsuitkering van eiseres per 12 maart 2024 in te trekken. De rechtbank stelt vast dat dit intrekkingsbesluit inmiddels in rechte vaststaat. Dat roept de vraag op of nog sprake is van procesbelang bij de beoordeling van het beroep.
7.1.
Als er geen recht op bijstand meer bestaat, zijn ook de arbeidsverplichtingen uit de Participatiewet niet van toepassing. Eiseres heeft daarom geen belang bij beoordeling van de besluiten over de ontheffing van de arbeidsverplichtingen. Het enkele feit dat eiseres zich mogelijk in de toekomst opnieuw zou kunnen melden voor een bijstandsuitkering is onvoldoende om in deze procedure procesbelang aan te nemen. Mocht eiseres in de toekomst opnieuw een bijstandsuitkering aanvragen, zal een eventuele ontheffing van de arbeidsverplichtingen op dat moment beoordeeld worden.

Conclusie en gevolgen

8. De beroepen zijn niet-ontvankelijk. De rechtbank beoordeelt de zaken dus niet inhoudelijk. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.E.C. Vriends, rechter, in aanwezigheid van J. Boer-IJzelenberg, griffier op 14 januari 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Voetnoten