ECLI:NL:RBZWB:2025:1665
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen naheffingsaanslag Bpm en verzoek om immateriële schadevergoeding
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de belastingdienst, die op 15 december 2022 een naheffingsaanslag in de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (Bpm) heeft opgelegd van € 6.157. De rechtbank heeft het beroep op 11 februari 2025 behandeld, waarbij de gemachtigde van belanghebbende en twee inspecteurs aanwezig waren. De rechtbank concludeert dat de inspecteur de naheffingsaanslag terecht heeft opgelegd en dat het beroep ongegrond is.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de hoogte van de handelsinkoopwaarde van de auto, een Ford Mustang, en de waardevermindering wegens schade in geschil zijn. Belanghebbende heeft een taxatierapport overgelegd, maar de rechtbank oordeelt dat de inspecteur de handelsinkoopwaarde voldoende heeft betwist. De rechtbank concludeert dat de schade en waardevermindering niet aannemelijk zijn gemaakt door belanghebbende.
Daarnaast heeft belanghebbende verzocht om een immateriële schadevergoeding vanwege de overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank stelt vast dat de redelijke termijn van twee jaar met elf maanden is overschreden en kent belanghebbende een schadevergoeding van € 1.000 toe, waarvan € 91 voor rekening van de inspecteur en € 909 voor rekening van de Staat. De rechtbank wijst het beroep ongegrond, maar kent wel de immateriële schadevergoeding toe.