In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van belanghebbende B.V. tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de belastingdienst. Het beroep betreft de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (Bpm) die door belanghebbende is voldaan op 27 januari 2022. De inspecteur heeft het bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaard, waarna de rechtbank op 11 februari 2025 de zaak heeft behandeld. De rechtbank moet beoordelen of belanghebbende te veel Bpm heeft voldaan voor de inschrijving van een Volkswagen Golf in het kentekenregister, met name of het gewijzigde artikel 8, derde lid, van de Uitvoeringsregeling in strijd is met het Unierecht. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is, omdat het gewijzigde artikel niet in strijd is met het Unierecht en belanghebbende niet te veel Bpm heeft voldaan. Daarnaast heeft belanghebbende recht op een immateriële schadevergoeding van € 1.500 vanwege de overschrijding van de redelijke termijn van de procedure. De rechtbank kent een schadevergoeding toe van € 462 aan de inspecteur en € 1.038 aan de Staat der Nederlanden. De rechtbank wijst het verzoek om vergoeding van griffierecht af, omdat dit niet is gedaan voor het arrest van de Hoge Raad van 31 mei 2024.