ECLI:NL:RBZWB:2025:1607
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de ontvankelijkheid van bezwaar tegen navorderingsaanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 19 maart 2025, wordt het beroep van belanghebbende tegen de uitspraken op bezwaar van de inspecteur van de Belastingdienst beoordeeld. De inspecteur had op 15 april 2022 een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) over het jaar 2011 opgelegd, waarbij een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 19.687 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 43.806 werd vastgesteld. Tevens werd een boete van € 12.515 opgelegd en € 4.807 aan heffingsrente in rekening gebracht. Belanghebbende maakte bezwaar tegen deze navorderingsaanslag, maar de inspecteur verklaarde het bezwaar op 7 maart 2023 niet-ontvankelijk vanwege termijnoverschrijding. Belanghebbende had zijn bezwaar te laat ingediend, namelijk op 2 juni 2022, terwijl de termijn eindigde op 30 mei 2022. De rechtbank oordeelt dat de inspecteur terecht het bezwaar niet-ontvankelijk heeft verklaard, omdat belanghebbende geen verontschuldigbare reden voor de termijnoverschrijding heeft gegeven. Daarnaast werd het verzoek om ambtshalve vermindering van de navorderingsaanslag afgewezen, omdat dit verzoek na de vijfjaarstermijn was ingediend. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is, waardoor de verminderde navorderingsaanslag in stand blijft. Belanghebbende krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.