ECLI:NL:HR:2022:1795
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie over verzoek om ambtshalve vermindering van navorderingsaanslag inkomstenbelasting na afloop van vijfjaarstermijn
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 2 december 2022 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure over een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting voor het jaar 2013. De belanghebbende, vertegenwoordigd door advocaat L.M. Lalji, had bezwaar gemaakt tegen de navorderingsaanslag die op 30 maart 2019 was opgelegd, en had tevens een verzoek om ambtshalve vermindering ingediend. De Inspecteur had dit verzoek afgewezen, wat leidde tot een rechtsgang via de Rechtbank Noord-Holland en het Gerechtshof Amsterdam. Het Hof bevestigde de afwijzing van het verzoek, omdat dit was ingediend na de vijfjaarstermijn zoals vastgelegd in artikel 45aa van de Uitvoeringsregeling inkomstenbelasting 2001.
De Hoge Raad oordeelde dat de termijn voor het indienen van een verzoek om ambtshalve vermindering strikt is en niet kan worden overschreden, ook niet als de belastingaanslag na het verstrijken van deze termijn wordt opgelegd. De Hoge Raad benadrukte dat de wetgever heeft gekozen voor deze termijn en dat het handhaven ervan niet in strijd is met het evenredigheidsbeginsel. De Hoge Raad verwierp het middel van de belanghebbende, die stelde dat de termijnoverschrijding verschoonbaar was. De uitspraak van het Hof werd bevestigd, en de Hoge Raad verklaarde het beroep in cassatie ongegrond. Er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.