ECLI:NL:RBZWB:2025:1280

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
6 maart 2025
Publicatiedatum
6 maart 2025
Zaaknummer
24/6650 PW
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering bijstandsuitkering met terugwerkende kracht op basis van de Participatiewet

Op 6 maart 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen eiseres en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Terneuzen. Eiseres, die een uitkering ontvangt op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA), had verzocht om een bijstandsuitkering met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2023. Het college had echter besloten om de bijstandsuitkering pas toe te kennen vanaf 21 november 2023, de datum waarop eiseres zich had gemeld voor bijstand. De rechtbank oordeelde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een eerdere toekenning van bijstand rechtvaardigden. Eiseres had zelf de verantwoordelijkheid om tijdig een aanvraag in te dienen, en het gebrek aan voorlichting door budgetbeheer of het college werd niet als een bijzondere omstandigheid beschouwd. De rechtbank concludeerde dat het college op goede gronden had gehandeld door de bijstandsuitkering pas vanaf de datum van melding toe te kennen. Eiseres had geen recht op vergoeding van griffierecht of proceskosten, aangezien het beroep ongegrond werd verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 24/6650 PW

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 6 maart 2025 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [plaats] , eiseres,

(gemachtigde: mr. N. Wouters),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Terneuzen(het college), verweerder,
(gemachtigde: [gemachtigde] ).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de weigering om aan haar met terugwerkende kracht een uitkering op grond van de Participatiewet (PW) toe te kennen.
1.1.
Het college heeft met het besluit van 12 januari 2024 aan eiseres met ingang van 21 november 2023 een bijstandsuitkering toegekend. Met het bestreden besluit van
6 augustus 2024 op het bezwaar van eiseres is het college bij die toekenning gebleven.
1.2.
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 16 januari 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres en de gemachtigde van eiseres. Het college heeft zich niet laten vertegenwoordigen.
1.4
De rechtbank heeft bij brief van 26 februari 2025 de uitspraaktermijn verlengd.

Totstandkoming van het besluit

Feiten en omstandigheden
2.1.
Eiseres ontvangt een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) met toeslag en heeft twee inwonende zoons (een tweeling). Zij heeft sinds 2009 budgetbeheer van de gemeente. Eiseres heeft zich op 17 november 2023 bij het college gemeld voor een bijstandsuitkering. De aanvraag om bijstand is op 11 december 2023 ingediend.
Eiseres ontving eerder een bijstandsuitkering, maar deze is in 2018 beëindigd, omdat haar zoons 21 jaar werden en de kostendelersnorm van toepassing werd.
2.2.
Met het primaire besluit van 12 januari 2024 heeft het college aan eiseres met ingang van 21 november 2023 een (aanvullende) bijstandsuitkering toegekend. Eiseres heeft verzocht om een uitkering met ingang van 1 januari 2023. Het college ziet echter geen bijzondere omstandigheden aanwezig om eerder bijstand toe te kennen dan de datum van melding.
Eiseres heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt.
Bestreden besluit
2.3.1.
Met het bestreden besluit van 6 augustus 2024 heeft het college dit bezwaar ongegrond verklaard. Het college stelt dat er geen bijzondere omstandigheden zijn om af te wijken van artikel 44 van de PW en daarop gebaseerde rechtspraak dat in beginsel geen bijstand wordt verleend voorafgaande aan de melding om bijstand.
2.3.2.
Het is niet de taak van budgetbeheer om een inkomen te genereren – in dit geval een (aanvullende) bijstandsuitkering aan te vragen – maar slechts het beheer en het regelen van betalingen. Bij budgetbeheer blijft de financiële verantwoordelijkheid bij betrokkene zelf, zoals het ontvangen van post, het doorsturen van rekeningen naar de budgetbeheerder en het doorgeven van wijzigingen.
2.3.3.
Het UWV heeft op 3 maart 2023 aan eiseres een brief gestuurd dat zij vanaf
1 januari 2023 een hogere toeslag gaat ontvangen. Dit is het gevolg van een wetswijziging, waarbij de leeftijd voor toepassing van de kostendelersnorm is verhoogd van 21 jaar naar
27 jaar. Het UWV heeft eiseres in de brief geadviseerd om een aanvullende bijstands-uitkering aan te vragen, omdat zij een inkomen heeft onder het sociaal minimum. Het UWV was er echter niet van op de hoogte dat één van de zoons van eiseres kostgeld betaalde. Het kostgeld is na 6 juli 2023 niet meer betaald. Voordien ontving eiseres echter een voldoende inkomen zodat er geen reden was voor eiseres om aanvullende bijstand aan te vragen.
2.3.4.
Eiseres had nadat het kostgeld stopte en ze een inkomen had onder het sociaal minimum in juli/ augustus 2023 zelf aanvullende bijstand moeten aanvragen. Dat is de eigen verantwoordelijkheid van eiseres en niet van budgetbeheer. Eiseres heeft zich echter pas op 21 november 2023 bij het college gemeld.
2.3.5.
Als eiseres niet in staat is om zelf een aanvraag om bijstand in te dienen, ligt onderbewindstelling meer voor de hand. Overigens heeft eiseres wel zelf bij het Tijdelijke energiefonds een aanvraag ingediend en is het niet de eerste keer dat zij bijstand aanvraagt.
2.3.6.
Tot slot stelt het college dat ook op basis van de hardheidsclausule er geen reden is om eerder dan de datum van de melding bijstand te verstrekken.

Beroep

3.1.
Eiseres stelt dat haar persoonlijke en financiële omstandigheden als bijzondere omstandigheden moeten worden aangemerkt en dat aan haar een bijstandsuitkering met terugwerkende kracht dient te worden toegekend.
3.2.
Het is bekend dat eiseres het lastig vindt om zelf de financiën op orde te houden, dat haar inkomen beheerd moeten worden en betalingen moeten worden geregeld. Eiseres heeft daarom ‘budgetbeheer totaal’ van de gemeente Terneuzen; alle betalingen worden door budgetbeheer gedaan en eiseres krijgt weekgeld. Eiseres heeft bij budgetbeheer navraag gedaan over de hoogte van haar WIA-uitkering en het recht op eventuele toeslagen. Zij heeft toen op advies van budgetbeheer een toeslag bij het UWV aangevraagd. Dit is een onjuist advies, omdat zij een aanvraag om aanvullende bijstand had kunnen indienen. Met de WIA-uitkering, toeslag en het kostgeld had eiseres over heel 2023 een inkomen onder het sociaal minimum en dus recht op aanvullende bijstand. Dat had voor budgetbeheer – mede op grond van de bankafschriften – duidelijk moeten zijn. Budgetbeheer had eiseres al begin 2023 op de tekorten in het budget moeten wijzen.
3.3.
Het college gaat er ten onrechte van uit dat eiseres over de periode van januari tot en met juli 2023 kostgeld heeft ontvangen van haar zoon. Uit de aantekening van 22 maart 2023 blijkt dat haar zoon geen kostgeld betaald heeft. Dat heeft hij maar enkele maanden gedaan. Er werd dus al langere tijd geen kostgeld betaald waardoor eiseres onder het sociaal minimum heeft geleefd.
3.4.
De bijzondere omstandigheden vloeien dus voort uit het feit dat eiseres zelf niet in staat is om haar financiën op orde te houden en hiervoor ‘budgetbeheer totaal’ van de gemeente ontvangt. Budgetbeheer heeft, ondanks dat hij volledig op de hoogte is van de financiële situatie van eiseres, nagelaten haar er tijdig op te attenderen dat zij voor bijstand in aanmerking komt.
3.5.
Tot slot stelt eiseres dat het college ten onrechte de hardheidsclausule van artikel 4.1 van de ‘Nadere regels participatie en inkomen gemeente Terneuzen’ (Nadere regels) niet heeft toegepast. Door niet met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2023 bijstand toe te kennen, terwijl budgetbeheer eiseres niet tijdig heeft geïnformeerd over het aanvragen van aanvullende bijstand, is sprake van bijzondere omstandigheden die maken dat de gevolgen niet in verhouding staan tot de bedoelde uitgangspunten en doelen en dat door het college ten onrechte geen gebruik heeft gemaakt van de hardheidsclausule.

Verweer

4.1.
Het college heeft in reactie op de beroepsgronden – aanvullend – gesteld dat eiseres tot 6 juli 2023 een inkomen rond bijstandsniveau had. Op 6 juli 2023 heeft de zoon van eiseres de laatste keer kostgeld van € 300,- betaald. Dit is budgetbeheer in september 2023 opgevallen. Hierna is eiseres op 9 november 2023 doorverwezen naar het UWV. Kort daarop heeft zij, op 21 november 2023, een bijstandsuitkering aangevraagd.
4.2.
Voor zover eiseres met haar opmerking over het kostgeld doelt op de aantekening van 22 maart 2023, stelt het college dat daaruit niet kan worden afgeleid dat budgetbeheer bekend was dat er geen kostgeld werd betaald door haar zoon. Uit de e-mail van
29 september 2023 blijkt dat de zoon het laatste kostgeld op 6 juli 2023 heeft betaald.
4.3.
Met de brief van 3 maart 2023 heeft het UWV eiseres erop gewezen dat zij ook met de toeslag onder het sociaal minimum bleef en haar aangeraden bijstand aan te vragen. Dat heeft eiseres indertijd niet gedaan, ook niet toen het kostgeld wegviel. Eiseres wist dus volgens het college van het mogelijk tekort aan inkomen. Zij had daar zelf iets aan moeten doen.
4.4.
Volgens het college is er geen sprake van bijzondere omstandigheden. Bij aanvang van het budgetbeheer in 2009 is er een hulpverleningscontract getekend. Hierin staat dat eiseres zich moet inzetten om inkomen te verkrijgen en elke wijziging in de inkomens-situatie moet melden. Eiseres blijft dus zelf verantwoordelijk voor haar inkomen. Eiseres heeft budgetbeheer niet op de hoogte gebracht van wijzigingen in haar inkomenssituatie – dat zij geen kostgeld meer ontving – en heeft niet zelf gezorgd voor vervangend inkomen na het wegvallen van het kostgeld. Het college ziet dan ook geen reden om de hardheids-clausule toe te passen en aan eiseres met terugwerkende kracht een bijstandsuitkering toe te kennen.

Juridisch kader

5. De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.

Beoordeling door de rechtbank

6.1.
De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of het college op goede gronden aan eiseres met ingang van 21 november 2023 bijstand heeft toegekend en daarmee geweigerd heeft aan haar met terugwerkende kracht per 1 januari 2023 bijstand te verstrekken.
De te beoordelen periode betreft de periode van 1 januari 2023 tot 21 november 2023.
Terugwerkende kracht
6.2.
Op grond van artikel 44, eerste lid, van de PW wordt bijstand toegekend vanaf de dag waarop dit recht is ontstaan, voorzover deze dag niet ligt voor de dag waarop de belanghebbende zich heeft gemeld om bijstand aan te vragen.
In beginsel wordt dus geen bijstand verleend over een periode voorafgaand aan de datum waarop de betrokkene een aanvraag om bijstand heeft ingediend. Van dit uitgangspunt kan worden afgeweken indien bijzondere omstandigheden dat rechtvaardigen. Dit volgt uit vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB). [1]
6.3.
De rechtbank ziet in hetgeen eiseres heeft aangevoerd geen aanleiding om bijzondere omstandigheden, zoals hiervoor bedoeld, aan te nemen. Voor zover eiseres vanaf 1 januari 2023 – ook in de maanden dat zij kostgeld van haar zoon ontving – een inkomen had onder het sociaal minimum, was zij zelf verantwoordelijk om dat inkomen (met een bijstandsuitkering) aan te vullen. Eiseres heeft weliswaar budgetbeheer, maar is zelf verantwoordelijk voor het doen van aanvragen ter aanvulling/verbetering van haar inkomen. Dit blijkt ook uit het Hulpverleningscontract dat eiseres heeft ondertekend. Gebrek aan voorlichting door budgetbeheer of het college is naar het oordeel van de rechtbank op grond van de rechtspraak evenmin een bijzondere omstandigheid om bijstand met terugwerkende kracht te verlenen. [2] Overigens heeft het UWV eiseres in de brief van 3 maart 2023 al geadviseerd om een (aanvullende) bijstandsuitkering aan te vragen. Eiseres heeft ter zitting toegelicht dat zij dat op dat moment niet gedaan heeft, omdat zij dacht dat zij daar geen recht op had. Zij heeft toen echter niet bij het college of budgetbeheer geïnformeerd of dat juist was. Dat dient voor haar rekening en risico te blijven.
De rechtbank ziet dan ook geen reden om te oordelen dat het college vanwege bijzondere omstandigheden aan eiseres met terugwerkende kracht bijstand dient toe te kennen.
Hardheidsclausule
6.4.
Eiseres heeft een beroep gedaan op de hardheidsclausule van artikel 4.1 van de Nadere regels.
6.5.
In artikel 4.1 van de Nadere regels is bepaald dat in gevallen waarin deze nadere regels niet voorzien het college beslist en dat het college handelt in overeenstemming met deze nadere regels, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met deze nadere regels bedoelde uitgangspunten en doelen.
Dat bijstand wordt verleend met ingang van de datum van melding en niet met terugwerkende kracht is niet geregeld in de Nadere regels. Artikel 44 van de PW regelt al dat bijstand met ingang van de datum van melding wordt toegekend. Niet is duidelijk geworden van welke bepaling van de Nadere regels het college zou moeten afwijken. Eiseres heeft dat niet kunnen aangeven.
De rechtbank ziet dan ook geen grond om toepassing te geven aan de hardheidsclausule van de Nadere regels.

Conclusie en gevolgen

7. De rechtbank komt tot de slotsom dat het besluit van het college, waarbij aan eiseres met ingang van 21 november 2023 een bijstandsuitkering is toegekend, standhoudt. Het beroep is daarom ongegrond.
7.1.
Omdat het beroep ongegrond is, heeft eiseres geen recht op vergoeding van het griffierecht of de proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.H. van der Linden, rechter, in aanwezigheid van
mr. H.D. Sebel, griffier, op 6 maart 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Participatiewet
Artikel 44
1. Indien door het college is vastgesteld dat recht op bijstand bestaat, wordt de bijstand toegekend vanaf de dag waarop dit recht is ontstaan, voorzover deze dag niet ligt voor de dag waarop de belanghebbende zich heeft gemeld om bijstand aan te vragen.
Nadere regels participatie en inkomen gemeente Terneuzen 2024
4.1
1. In gevallen waarin deze nadere regels niet voorzien, beslist het college.
2. Het college handelt in overeenstemming met deze nadere regels, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met deze nadere regels bedoelde uitgangspunten en doelen.

Voetnoten

1.bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 8 oktober 2024 (ECLI:NL:CRVB:2024:1937)
2.zie de uitspraken van de CRvB van 8 oktober 2024 (ECLI:NL:CRVB:2024:1937) en 28 maart 2023 (ECLI:NL:CRVB:2023:569)