Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene] N.V.
Verloop van de procedure
Standpunten
Overwegingen
Overschrijding redelijke termijn
€ 453,50
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 21 januari 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete die aan betrokkene was opgelegd. De boete was opgelegd wegens het handelen in strijd met een geslotenverklaring voor motorvoertuigen op de Houtmarkt in Breda op 18 oktober 2022. Betrokkene heeft tegen de opgelegde boete beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
Tijdens de zitting op 21 januari 2025 heeft de gemachtigde van betrokkene aangevoerd dat de boete niet redelijk was gezien de omstandigheden en dat er geen waarschuwingsbrief was verzonden, wat in strijd zou zijn met het Beleidskader digitale handhaving. De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat de gedraging voldoende was vastgesteld en dat de boete terecht was opgelegd, aangezien de pleegdatum na de beginperiode voor waarschuwingen viel.
Wel heeft de kantonrechter geoordeeld dat er sprake was van een overschrijding van de redelijke termijn, waardoor de boete met 25% werd gematigd. De beslissing van de officier van justitie werd gewijzigd, en betrokkene kreeg recht op een proceskostenvergoeding. De kantonrechter heeft de boete vastgesteld op € 75,- plus administratiekosten en de officier van justitie opgedragen om het teveel betaalde bedrag van € 25,- terug te betalen aan betrokkene. De uitspraak werd openbaar gedaan door mr. K. Verschueren, bijgestaan door griffier L.I.M. Appels.