ECLI:NL:RBZWB:2025:1118

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
17 januari 2025
Publicatiedatum
27 februari 2025
Zaaknummer
10353338 \ MB VERZ 23-257
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • S. Speekenbrink
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gedeeltelijk gegrond beroep tegen verkeersboete met matiging van de sanctie

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 17 januari 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het handelen in strijd met een geslotenverklaring voor motorvoertuigen op de Kerkenbosplaats te Tilburg op 16 maart 2022. De betrokkene heeft beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond had verklaard. Tijdens de zitting is de zaak behandeld, waarbij de gemachtigde van de betrokkene, mr. B. de Jong, en de zittingsvertegenwoordiger, mr. I.M.E. van der Meijden, aanwezig waren.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, voldoende is aangetoond door de verklaring van de verbalisant. De betrokkene heeft betwist dat hij geparkeerd stond, maar de kantonrechter oordeelt dat er geen aanleiding is om te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant. Wel is vastgesteld dat de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak is overschreden, wat aanleiding geeft om de boete met 25% te matigen. De kantonrechter heeft het beroep gedeeltelijk gegrond verklaard en de beslissing van de officier van justitie gewijzigd, waarbij de boete is gematigd tot € 75,-. Tevens is er een proceskostenvergoeding toegekend voor de fase bij de kantonrechter.

De uitspraak is openbaar gedaan en de betrokkene is geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De beslissing van de kantonrechter is als volgt: het beroep is gedeeltelijk gegrond, de boete is gematigd, en de proceskostenvergoeding is vastgesteld.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Tilburg
zaaknummer.: 10353338 \ MB VERZ 23-257
CJIB-nummer: 1062 5422 4815 8290
uitspraakdatum: 17 januari 2025
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene]
adres : [adres]
woonplaats : [woonplaats]
hierna: betrokkene
gemachtigde : mr. B. de Jong (Adviesbureau Skandara B.V.)

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 17 januari 2025. Namens de officier van justitie is verschenen mr. I.M.E. van der Meijden (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Gemachtigde is ook verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven: handelen in strijd met een geslotenverklaring voor alle motorvoertuigen: bord C12 op de Kerkenbosplaats te Tilburg op 16 maart 2022 om 17:20 uur.
Gemachtigde heeft in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat de gedraging niet is verricht. Gemachtigde stelt dat betrokkene betwist dat sprake was van parkeren. Voorts blijkt uit de verklaring van de verbalisant niet dat het voertuig geparkeerd heeft gestaan op de pleeglocatie. Het is niet duidelijk hoe de verbalisant heeft vastgesteld dat sprake is van parkeren. Ook volgt geen pardontijd uit de verklaring van de verbalisant en blijkt niet of de bestuurder is gevraagd of sprake was van laden en lossen of parkeren. Gemachtigde verzoekt om een proceskostenvergoeding. Ter zitting heeft gemachtigde hieraan toegevoegd dat het aannemelijk is dat betrokkene aan de verbalisant verklaarde dat hij geparkeerd stond maar eigenlijk bedoelde dat hij stilstond, gelet op het dagelijks taalgebruik.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep gedeeltelijk gegrond te verklaren en heeft daartoe het volgende aangevoerd. Uit de beschikbare informatie blijkt dat de verbalisant ter plekke fysiek aanwezig was. Hierdoor mag volgens jurisprudentie worden aangenomen dat de verbalisant de bebording heeft gecontroleerd op aanwezigheid en deugdelijkheid. Betrokkene heeft in het zaakoverzicht verklaard dat hij dacht dat hij daar mocht parkeren. Niet blijkt dat er sprake was van laden en lossen. Wel heeft de zittingsvertegenwoordiger gezien dat de redelijke termijn is overschreden, waardoor het beroep gedeeltelijk gegrond dient te worden verklaard en het sanctiebedrag met 25% gematigd dient te worden. Ten aanzien van de proceskostenvergoeding heeft de zittingsvertegenwoordiger verzocht dat dit enkel voor de kantonfase dient te worden toegekend.

Overwegingen

Inhoudelijk
De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken in het dossier - met name uit de verklaring van de verbalisant - voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht.
In zaken op grond van de Wahv biedt de verklaring van de verbalisant in beginsel voldoende grondslag voor de vaststelling dat de gedraging is verricht. Dat is anders indien de betrokkene voor zijn zaak specifieke feiten en omstandigheden aanvoert, die aanleiding geven om te twijfelen aan de juistheid van die verklaring of indien dergelijke feiten en omstandigheden uit het dossier blijken.
De kantonrechter ziet in wat betrokkene heeft aangevoerd geen aanleiding om te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant. De gedraging kan voldoende worden vastgesteld. Het betreft een geslotenverklaring met als onderbord dat laden en lossen hiervan is uitgezonderd. Van onmiddellijk laden/lossen was geen sprake. De betrokkene had zich ervan moeten vergewissen dat hij daar mocht rijden en dat heeft hij niet gedaan. De boete is dus terecht opgelegd.
Overschrijding redelijke termijn
Een ieder heeft recht op behandeling van zijn rechtszaak binnen een redelijke termijn (artikel 6, lid 1 van het EVRM). Volgens vaste rechtspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (ECLI:GHARL:2017:1777) is sprake van schending van die redelijke termijn van berechting wanneer de procedure bij de officier van justitie en de kantonrechter tezamen langer dan twee jaar heeft geduurd. Deze termijn vangt aan bij het opleggen van de boete.
In dit geval is de boete opgelegd op 16 maart 2022 en is de redelijke termijn dus met ruim tien maanden overschreden.
Omdat sprake is van een overschrijding zal de kantonrechter de boete matigen met 25% (zie ECLI:NL:GHARL:2023:6369). Het beroep is dus gedeeltelijk gegrond. De beslissing van de officier van justitie zal worden gewijzigd.
Nu de boete wordt gematigd is er aanleiding voor een proceskostenvergoeding. Daarbij gaat het alleen om de kosten in de fase waarin de redelijke termijn is overschreden, dus de kosten van het beroep bij de kantonrechter.
De proceskostenvergoeding is als volgt berekend voor de fase bij de kantonrechter:
beroepschrift kantonrechter: 1 punt x gewicht 0,5 x € 907,- = € 453,50
zitting kantonrechter: 1 punt x gewicht 0,5 x € 907,- =
€ 453,50
totaal € 907,00

Beslissing

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep gedeeltelijk gegrond;
‒ wijzigt de beslissing van de officier van justitie in die zin dat de boete wordt gematigd tot € 75,-, plus € 9,- administratiekosten;
‒ draagt de officier van justitie op het bedrag van € 25,-, dat betrokkene te veel als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terug te betalen;
‒ verklaart zich onbevoegd om kennis te nemen van de bezwaren tegen de uitbetaling van de proceskostenvergoeding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Speekenbrink, kantonrechter, bijgestaan door de griffier L.I.M. Appels, en in het openbaar uitgesproken op 17 januari 2025.
Als u het niet eens bent met deze beslissing , dan kunt u binnen 6 weken na de hieronder vermelde datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, maar alleen als:
de boete meer dan € 110,00 bedraagt, of
uw beroep niet-ontvankelijk is verklaard omdat u niet of niet op tijd zekerheid heeft gesteld.
Het beroepschrift moet worden ingediend bij Rechtbank Zeeland-West-Brabant, Team strafrecht, postbus 90008, 4800 PA Breda. Het beroepschrift moet zijn ondertekend door degene die beroep heeft ingesteld of door de gemachtigde.
U dient daarbij het zaaknummer te vermelden.
De procedure bij het gerechtshof verloopt geheel schriftelijk, tenzij u in het beroepschrift uitdrukkelijk vraagt om een zitting waarop u uw standpunt mondeling wilt toelichten.
Datum verzending: