Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 21 januari 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete die aan de betrokkene was opgelegd. De betrokkene had een boete ontvangen voor het niet gebruiken van de rijbaan als bromfietser op de Sint Ignatiusstraat te Breda op 9 januari 2023. De betrokkene heeft beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond had verklaard. Tijdens de zitting op 21 januari 2025 was de betrokkene niet aanwezig, maar zijn gemachtigde heeft aangevoerd dat de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak was overschreden. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de boete op 9 januari 2023 was opgelegd en dat de redelijke termijn van twee jaar, zoals vastgelegd in artikel 6 EVRM, was overschreden met ruim één week. De kantonrechter heeft daarom besloten de boete met 25% te matigen, waardoor het bedrag op € 75,- kwam, plus administratiekosten. Tevens is de officier van justitie veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene, die zijn vastgesteld op € 453,50. De uitspraak is openbaar gedaan door de kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en de betrokkene is geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.