ECLI:NL:RBZWB:2025:1056

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
26 februari 2025
Publicatiedatum
26 februari 2025
Zaaknummer
BRE 23/10373
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van belastingrechtelijke zaak

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 26 februari 2025, wordt het verzet van de belanghebbende tegen een eerdere uitspraak van 2 mei 2024 behandeld. In die eerdere uitspraak verklaarde de rechtbank het beroep van de belanghebbende niet-ontvankelijk, omdat het griffierecht niet tijdig was voldaan. De belanghebbende betwistte de ontvangst van de herinneringsnota van 24 november 2023, maar de rechtbank concludeert dat de motivering van de eerdere uitspraak onjuist was, omdat niet kon worden aangetoond dat er voor ontvangst was getekend. Desondanks oordeelt de rechtbank dat het verzet ongegrond is, omdat de rechtbank niet bevoegd is om te oordelen over de inhoudelijke geschilpunten met betrekking tot de verrekening van een belastingteruggaaf. De rechtbank benadrukt dat het verzet niet kan leiden tot een gegrondverklaring, omdat dit de belanghebbende alleen maar zou benadelen. De rechtbank verklaart het verzet ongegrond en stelt dat de belanghebbende geen griffierecht hoeft te betalen en geen proceskostenvergoeding ontvangt, omdat niet aannemelijk is dat hij kosten heeft gemaakt die voor vergoeding in aanmerking komen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 23/10373

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 februari 2025 op het verzet van

[belanghebbende], uit [plaats], belanghebbende,

in het geding tussen
belanghebbende,
en

de ontvanger van de belastingdienst, de ontvanger

Inleiding

1. Deze uitspraak op het verzet van belanghebbende gaat over de uitspraak van de rechtbank van 2 mei 2024 waarin de rechtbank het beroep van belanghebbende niet-ontvankelijk heeft verklaard.
1.1.
Belanghebbende heeft niet verzocht om op een zitting te worden gehoord.

Beoordeling door de rechtbank van het verzet

2. De rechtbank beoordeelt in deze uitspraak eerst of in de uitspraak van 2 mei 2024 terecht is geoordeeld dat buiten redelijke twijfel [1] is dat het beroep niet-ontvankelijk is. Zij doet dit aan de hand van de gronden van het verzet.
3. De rechtbank komt tot het oordeel dat het verzet ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
De uitspraak van 2 mei 2024
4. De rechtbank heeft in de beroepszaak uitspraak gedaan zonder zitting. Dat mag de rechtbank als het eindoordeel buiten redelijke twijfel staat.
5. De rechtbank heeft het beroep kennelijk niet-ontvankelijk geacht. De reden hiervoor is dat de rechtbank tot de conclusie is gekomen dat het griffierecht niet (tijdig) is voldaan.
6. Belanghebbende heeft verzet ingesteld. Belanghebbende betwist dat hij de herinneringsnota van 24 november 2023 heeft ontvangen en voor ontvangst heeft getekend.
7. Deze verzetsgrond slaagt. In de uitspraak van de rechtbank staat dat er uit informatie van PostNL is gebleken dat de aangetekende herinneringsnota op 28 november 2023 om 19:43 uur is bezorgd en dat voor ontvangst is getekend. Uit de informatie blijkt wel dat de aangetekende zending is bezorgd, maar niet dat er voor getekend is. De motivering van de uitspraak van de rechtbank is dus onjuist.
8. Het oordeel dat de motivering van de rechtbank onjuist is, leidt er in dit geval echter niet toe dat het verzet gegrond is en dat die uitspraak van de rechtbank moet worden vernietigd. Uit de stukken blijkt dat belanghebbende beroep heeft ingesteld omdat hij het niet eens is met verrekening van een teruggaaf van € 8,- met de aanslag inkomstenbelasting 2015 met [aanslagnummer]. De ontvanger heeft bij uitspraak het bezwaar van belanghebbende tegen die verrekening niet-ontvankelijk verklaard en belanghebbende heeft tegen die uitspraak beroep ingesteld bij de rechtbank. De rechtbank is echter niet bevoegd om te oordelen over dit geschil; de civiele rechter is bevoegd. De rechtbank is wel bevoegd om te beoordelen of de uitspraak van de ontvanger juist is. Die uitspraak is juist omdat tegen een besluit tot verrekening van een belastingteruggaaf geen bezwaar of beroep kan worden ingesteld. Het beroep is dus kennelijk ongegrond voor zover het is gericht tegen de uitspraak van de ontvanger, en de rechtbank is kennelijk onbevoegd voor zover belanghebbende wilt dat de rechtbank inhoudelijk over de verrekening oordeelt.
9. Het heeft dus geen zin om het verzet gegrond te verklaren en de uitspraak van de rechtbank te vernietigen. Als de rechtbank dat wel zou doen, zou dat tot gevolg hebben dat belanghebbende alsnog griffierecht moet betalen voor een zaak die tot niets kan leiden. Belanghebbende gaat er dan door het instellen van het verzet alleen maar op achteruit. [2]
10. Omdat belanghebbende evident niet gebaat is bij gegrondverklaring van het verzet, zal de rechtbank het verzet ongegrond verklaren.

Conclusie en gevolgen

11. Het verzet is ongegrond. Belanghebbende hoeft geen griffierecht te betalen. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten omdat niet aannemelijk is dat hij kosten heeft gemaakt die voor vergoeding in aanmerking komen.

Beslissing

De rechtbank verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.F.M.Q. Beukers-van Dooren, rechter, in aanwezigheid van N. Plasman, griffier, op 26 februari 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De rechter,
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raadwww.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie stellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie www.hogeraad.nl). Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;
2 - ( alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;
3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is
gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.

Voetnoten

1.Dit volgt uit artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Vergelijk Hoge Raad 8 juli 2022, ECLI:NL:HR:2022:1033.