ECLI:NL:RBZWB:2024:995

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
9 februari 2024
Publicatiedatum
19 februari 2024
Zaaknummer
AWB- 23_3376
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van bestuursdwang bij verwijdering van een motor door de gemeente Borsele

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 9 februari 2024, wordt het beroep van eiser tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Borsele beoordeeld. Eiser had bezwaar gemaakt tegen de verwijdering van zijn motor, die op 5 december 2022 was verwijderd door de gemeente. De rechtbank oordeelt dat het college niet bevoegd was om de motor te verwijderen op basis van artikel 170, eerste lid, van de Wegenverkeerswet (WVW). De rechtbank stelt vast dat de motor niet op een aangewezen weg of weggedeelte stond, wat een voorwaarde is voor de bevoegdheid tot verwijdering. Eiser had zijn motor geparkeerd binnen vijf meter van een kruispunt, wat in strijd is met artikel 24 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990). Echter, de rechtbank concludeert dat de argumenten van het college over de noodzaak van verwijdering voor de verkeersveiligheid en het vrijhouden van wegen niet voldoende zijn onderbouwd. De rechtbank vernietigt het besluit van 4 mei 2023 en herroept het besluit van 7 december 2022, waarbij het college het besluit tot bestuursdwang op schrift heeft gesteld. Eiser krijgt het griffierecht vergoed, maar er zijn geen proceskosten voor vergoeding in aanmerking gekomen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/3376

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 februari 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats] , eiser

en

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Borsele, verweerder

(gemachtigde: [gemachtigde] ).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het besluit van het college om eisers motor bij wijze van bestuursdwang te verwijderen van de plaats waar de motor geparkeerd stond.
1.1.
Met het bestreden besluit van 4 mei 2023 op het bezwaar van eiser heeft het college dat besluit gehandhaafd.
1.2.
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 5 januari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, gemachtigde van het college en [vertegenwoordiger college] namens het college.

Totstandkoming van het besluit

2. Op 5 december 2022 stond eisers motor geparkeerd op de [straat 1] te [plaats] , parallel aan en strak tegen de zijgevel van de woning aan de [adres] . Toezichthouders van de gemeente hebben de motor die dag van de locatie laten verwijderen.
2.1.
Op 7 december 2022 heeft het college het besluit tot toepassen van bestuursdwang op schrift gesteld. Het college heeft erop gewezen dat de motor in strijd met artikel 24 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990) geparkeerd stond. De motor stond binnen vijf meter van het kruispunt [straat 2] – [straat 1] . Verwijdering van de motor was volgens het college noodzakelijk in verband met het vrijhouden van aangewezen weggedeelten en wegen.
2.2.
Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit. Het bezwaar is besproken tijdens de hoorzitting van de commissie bezwaarschriften van 8 maart 2023. Bij het bestreden besluit heeft het college eisers bezwaar onder verwijzing naar en met overneming van het advies van de commissie ongegrond verklaard.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt het besluit van het college tot het toepassen van bestuursdwang door eisers motor te verwijderen. De rechtbank doet dat aan de hand van de argumenten van eiser, de beroepsgronden.
4. Het beroep is gegrond
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4.1.
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Op welke wettelijke grondslag heeft het college het verwijderen gebaseerd?
5. Het college heeft de motor verwijderd op grond van artikel 170, eerste lid, van de WVW. Het college was bevoegd om de motor op grond van die bepaling te verwijderen, als er op het moment van verwijderen aan twee eisen werd voldaan:
I. met de motor werd een bij of krachtens deze wet vastgesteld voorschrift overtreden, en
II. verwijdering van de motor was noodzakelijk in verband met
a. het belang van de veiligheid op de weg, of
b. het belang van de vrijheid van het verkeer, of
c. het vrijhouden van aangewezen weggedeelten en wegen.
De eisen onder I en II zijn cumulatief. Dat betekent dat aan allebei de eisen moest zijn voldaan. Als op het moment van het weghalen van de motor niet aan allebei de eisen werd voldaan, was het college niet bevoegd om de motor op grond van artikel 170, eerste lid, van de WVW te verwijderen.
Heeft het college het besluit zorgvuldig voorbereid?
6. Eiser heeft aangevoerd dat het college hem niet heeft geïnformeerd over het feit dat er handhavingsverzoeken waren ingediend en over het voornemen om handhavend te gaan optreden. Onder de vooraankondiging van 2 november 2022 was ten onrechte geen bezwaarclausule opgenomen, zodat eiser zich niet heeft kunnen verdedigen. Verder heeft eiser het proces-verbaal van bevindingen niet meteen na het weghalen van de motor ontvangen. Dat is in strijd met artikel 5:29, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
6.1.
De rechtbank beoordeelt de beslissing op bezwaar van 4 mei 2023. Het is niet in geschil dat eiser in bezwaar alsnog de beschikking heeft gekregen over het proces-verbaal van bevindingen en dat hij in bezwaar zijn standpunt over het verwijderen van de motor naar voren heeft kunnen brengen. Als de voorbereiding van het besluit tot het verwijderen van de motor al onzorgvuldig zou zijn geweest, dan zijn die gebreken in bezwaar hersteld. Ten overvloede merkt de rechtbank nog op dat artikel 170, tweede lid, van de WVW, de niet verplicht om de eigenaar of gebruiker van een voertuig te waarschuwen of de gelegenheid te geven om zelf maatregelen te treffen. [1] Dat het college eiser vanaf 2 november 2022 herhaaldelijk heeft verzocht de motor op een andere plaats te parkeren, was dus onverplicht.
Was er sprake van een overtreding?
7. Volgens het college was er sprake van overtreding van artikel 24, eerste lid, aanhef en onder a, van het RVV 1990. Daarin is, kort gezegd, bepaald dat een voertuig niet op een afstand van minder dan vijf meter van een kruispunt mag worden geparkeerd.
7.1.
Eiser heeft aangevoerd dat in het proces-verbaal van bevindingen wel is vermeld dat de motor minder dan vijf meter uit de bocht geparkeerd stond, maar dat uit het proces-verbaal niet blijkt hoe dat is vastgesteld.
7.2.
De rechtbank begrijpt dat eiser bedoeld heeft te stellen dat omdat niet duidelijk is hoe is vastgesteld dat er sprake was van een overtreding, niet vast staat dat er sprake was van een overtreding. De rechtbank volgt eiser daarin niet. In het proces-verbaal is vermeld dat de motor binnen vijf meter van een kruispunt geparkeerd stond. Het proces-verbaal is op ambtseed, respectievelijk ambtsbelofte opgemaakt door twee buitengewoon opsporingsambtenaren. Alleen al daarom mag in beginsel worden uitgegaan van de juistheid van de informatie die in het proces-verbaal is opgenomen. Bovendien is op de foto’s bij het proces-verbaal, gemaakt door één van de buitengewoon opsporingsambtenaren, te zien dat er een meetlint op de weg ligt, parallel langs de motor. Dat de afstand tot het kruispunt door meting is vastgesteld strookt ook met het feit dat in het proces-verbaal exacte afstanden van het kruispunt tot aan het voorwiel en het achterwiel van de motor zijn vermeld.
7.3.
Het enkele feit dat er sprake was van een overtreding van het RVV 1990 betekent nog niet dat het college bevoegd was de motor te verwijderen. Het college was pas bevoegd om de motor op grond van artikel 170, eerste lid, van de WVW de motor te verwijderen, als dat noodzakelijk was voor één of meer van de belangen onder a, b of c [2] .
Verwijderen noodzakelijk voor vrijhouden van aangewezen weggedeelten en wegen?
8. Het college heeft het besluit tot verwijderen van de motor gebaseerd op artikel 170, eerste lid, aanhef en onder c van de WVW. Het verwijderen van de motor was volgens het college noodzakelijk voor het vrijhouden van aangewezen weggedeelten en wegen. Ter onderbouwing daarvan heeft het college gesteld dat het kruispunt door de aanwezigheid van de motor minder overzichtelijk is en dat voertuigen door de aanwezigheid van de motor moeten uitwijken naar de andere weghelft, waar tegemoet komend verkeer rijdt. Vrachtwagens kunnen de bocht door de aanwezigheid van motor niet goed maken en moeten meerdere keren steken. Dat levert gevaar op voor met name voetgangers en fietsers. Tot slot was er een melding dat er het enkele dagen later glad zou kunnen gaan worden. Door de aanwezigheid van de motor zou de weg in dat geval niet goed kunnen worden gestrooid.
8.1.
Eiser heeft zich op het standpunt gesteld dat er geen noodzaak was om de motor te verwijderen. Dat de verkeersveiligheid in het geding zou zijn is een gezocht argument en is ook niet juist. Voor de [straat 1] geldt eenrichtingsverkeer, zodat de stelling van het college dat voertuigen die moeten uitwijken voor de motor op de rijbaan voor tegemoetkomend verkeer komen, niet juist is. Bovendien zijn er weinig verkeersbewegingen omdat [plaats] een klein dorp is zonder doorgaand verkeer. Het argument van het college dat een vuilniswagen achteruit de [straat 3] in moet kunnen rijden, gaat ook niet op. De vuilniswagen moet de [straat 3] achteruit in rijden, omdat die straat te smal is om daarin te keren. Dit staat dus los van de aanwezigheid van eisers motor. Ook de stelling van het college dat er in verband met de weersverwachtingen misschien moest worden gestrooid, gaat volgens eiser niet op. De [straat 1] hoort niet tot de standaard strooiroute van de gemeente, omdat het geen doorgaande weg is. De motor heeft eerder tijdens gladheid ter plaatse geparkeerd gestaan en is toen ook niet verwijderd.
8.2.
De rechtbank overweegt dat om het verwijderen van de motor te kunnen baseren op artikel 170, eerste lid, aanhef en onder c van de WVW er sprake moet zijn van een aangewezen weg of weggedeelte. Artikel 2 van het Besluit wegslepen van voertuigen (Besluit) bepaalt welke soorten wegen en weggedeelten een aangewezen weg of weggedeelte zijn. Het college heeft ter zitting bevestigd dat de plaats waar de motor geparkeerd stond geen aangewezen weg of weggedeelte is, in de zin van artikel 2 van het Besluit. Het college was daarom niet bevoegd om de motor op grond van artikel 170, eerste lid, aanhef en onder c van de WVW te verwijderen.
8.3.
Het beroep is gegrond en de rechtbank zal het bestreden besluit van 4 mei 2023 vernietigen.
8.4.
Met het oog op finale geschilbeslechting zal de rechtbank in het hierna volgende onderzoeken of de rechtsgevolgen van het besluit van 4 mei 2023 in stand kunnen worden gelaten, of dat de rechtbank zelf in de zaak kan voorzien.
Verwijderen noodzakelijk voor het belang van de vrijheid van het verkeer?
9. Het college heeft ter zitting gesteld dat het besluit tot verwijderen van de motor noodzakelijk was voor het belang van de vrijheid van het verkeer, zoals bedoeld in artikel 170, eerste lid, aanhef en onder b van de WVW. In aanvulling op de argumenten die het college eerder heeft genoemd, heeft het college ter zitting gesteld dat de weg smal is en dat het ter plaatse druk is. Er waren daarnaast meldingen over de motor ontvangen, waarvan één van één van de chauffeurs van de vuilnisophaaldienst.
9.1.
Naar het oordeel van de rechtbank is het college er niet in geslaagd te onderbouwen dat verwijdering van de motor noodzakelijk was voor de vrijheid van het verkeer. De rechtbank overweegt daarbij als volgt.
9.2.
Bij de waardering van de situatie ter plaatse om vast te stellen of sprake is van een situatie waarin het verwijderen van een voertuig noodzakelijk is, kunnen de verkeersintensiteit, de snelheid waarmee op de weg wordt gereden, de overzichtelijkheid van de verkeerssituatie ter plaatse, de tijd van de dag, de aard en de hoedanigheid van de weg en zelfs weersomstandigheden een rol spelen. Bij een doorgaande, intensief voortdurend over de volle breedte gebruikte verkeersweg zal in bepaalde gevallen op voorhand kunnen worden aangenomen, dat een met de voorschriften strijdig stilstaan tot verwijdering aanleiding zal moeten geven. Op wegen, die een voor het verkeer minder belangrijke functie vervullen, zullen veelal alleen de omstandigheden van het concrete geval beslissend zijn, aldus de Memorie van Toelichting. [3]
9.3.
De rechtbank stelt voorop dat de overtreding er in dit geval uit bestaat dat eiser zijn motor te dicht bij de kruising heeft geparkeerd. Niet in geschil is dat als de motor parallel aan en op korte afstand van de zijgevel van de woning aan de [straat 2] 11 op méér dan vijf meter van de kruising was geparkeerd, er geen sprake was van een overtreding van het RVV 1990. Daaruit volgt dat de noodzaak om de motor voor de vrijheid van het verkeer te verwijderen moet volgen uit de plaats van de motor te dicht bij de kruising, en niet uit de plaats van de motor parallel aan en op korte afstand van de zijgevel. Dat ander verkeer bij het passeren van de motor (deels) op de weghelft van tegemoetkomend verkeer rijdt en dat op de plek waar de motor geparkeerd was niet goed kan worden gestrooid, doet zich niet enkel voor bij het parkeren te dicht bij de kruising, maar ook in de situatie dat de motor op meer dan vijf meter afstand van de kruising geparkeerd zou hebben gestaan. Dit geldt ook voor het argument dat de motor moest worden verwijderd, omdat de weg smal is.
9.4.
Ook met de verwijzing naar de meldingen die het college heeft ontvangen is naar het oordeel van de rechtbank de noodzaak tot verwijdering in verband met de vrijheid van het verkeer niet voldoende onderbouwd. Medewerkers van de buitendienst hebben omstreeks 14 juni 2022 weliswaar gemeld dat de vuilniswagen de draai op de kruising niet kon maken, omdat de motor te dicht bij de kruising stond, maar het college heeft niet kunnen toelichten op welke manier de aanwezigheid van de motor de doorgang voor de vuilniswagen bemoeilijkte. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat de [straat 1] , [straat 4] , [straat 3] en [straat 2] smalle wegen zijn en dat er ter plaatse geen parkeervakken zijn, zodat her en der auto’s langs de weg geparkeerd staan. In het licht van die omstandigheden kan niet worden uitgesloten dat ook een zeer kundige chauffeur van een vuilnisauto bochten ter plaatse niet in één keer zal kunnen maken. Gelet op de baan die een vrachtauto volgt bij het maken van een bocht, valt zonder nadere toelichting, die ontbreekt, daarnaast niet in te zien op welke manier de aanwezigheid van de motor geparkeerd strak langs de gevel van een woning een vrachtauto zou kunnen hinderen bij het maken van de – haakse - bocht [straat 1] – [straat 2] . Voor het (al dan niet achteruit) inrijden van de [straat 3] vanuit de [straat 1] hoeft een vuilnisauto geen bocht te maken. De bocht [straat 1] – [straat 4] is tot slot zo ruim dat niet valt in te zien op welke manier eisers motor de doorgang voor de vuilniswagen belemmerde. De rechtbank betrekt bij die overweging dat het een algemeen bekend feit is dat geen enkel voertuig op wielen in staat is een bocht ook “haaks” te maken. Geen enkel voertuig zal daarom gelet op de precieze vorm van de kruising voor het maken van een bocht juist over het stuk weg moeten rijden, waar de motor stond geparkeerd. De melding op 13 oktober 2022 inhoudende dat de motor gevaarlijk in de bocht staat is verder niet onderbouwd, zodat de noodzaak tot verwijdering in verband met de vrijheid van verkeer daar niet uit kan worden afgeleid. De melding van de eigenaren van de woning aan de [adres] dat zij de zijgevel willen schilderen, maar geen steiger kunnen plaatsen omdat de motor hinderlijk geparkeerd staat, houdt tot slot geen verband met de vrijheid van het verkeer.
Ten overvloede overweegt de rechtbank nog dat, voor zover de gemachtigden van het college ter zitting ook bedoeld hebben een beroep te doen op artikel 170, eerste lid, aanhef en onder a van de WVW, de hiervoor weergegeven argumenten ook dat niet kunnen onderbouwen.

Conclusie en gevolgen

10. Het college was niet bevoegd om eisers motor op grond van artikel 170, eerste lid, van de WVW te verwijderen. De rechtbank komt daarom niet toe aan beoordeling van eisers gronden, inhoudende dat het verwijderen van de motor onevenredig was en dat het college de omvang van de kosten van het verwijderen onvoldoende inzichtelijk heeft gemaakt.
11. De rechtbank zal het besluit van 7 december 2023, waarbij het college besluit tot toepassen van bestuursdwang op schrift heeft gesteld, herroepen.
12. Omdat het beroep gegrond is moet het college het griffierecht aan eiser vergoeden. Er is niet gebleken van proceskosten van eiser die voor vergoeding in aanmerking komen.

Beslissing

De rechtbank:
-verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het besluit van 4 mei 2023;
- herroept het besluit van 7 december 2022 waarbij het besluit tot toepassing van bestuursdwang op schrift is gesteld en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit van 4 mei 2023;
- bepaalt dat het college op het griffierecht van € 184,- aan eiser moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.P. Broeders, rechter, in aanwezigheid van mr. W.J.C. Goorden, griffier, op 9 februari 2024 en openbaar gemaakt door geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Algemene wet bestuursrecht
Artikel 5:4
1. De bevoegdheid tot het opleggen van een bestuurlijke sanctie bestaat slechts voor zover zij bij of krachtens de wet is verleend.
2. Een bestuurlijke sanctie wordt slechts opgelegd indien de overtreding en de sanctie bij of krachtens een aan de gedraging voorafgaand wettelijk voorschrift zijn omschreven.
Artikel 5:21
Onder last onder bestuursdwang wordt verstaan: de herstelsanctie, inhoudende:
a. een last tot geheel of gedeeltelijk herstel van de overtreding, en
b. de bevoegdheid van het bestuursorgaan om de last door feitelijk handelen ten uitvoer te leggen, indien de last niet of niet tijdig wordt uitgevoerd.
Artikel 5:29
1. Voor zover de toepassing van bestuursdwang dit vergt, kan het bestuursorgaan zaken meevoeren en opslaan.
2. Het bestuursorgaan doet van het meevoeren en opslaan proces-verbaal opmaken. Een afschrift van het proces-verbaal wordt verstrekt aan degene die de zaken onder zijn beheer had.
Gemeentewet
Artikel 125
1. Het gemeentebestuur is bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang.
2. De bevoegdheid tot oplegging van een last onder bestuursdwang wordt uitgeoefend door het college, indien de last dient tot handhaving van regels welke het gemeentebestuur uitvoert.
Wegenverkeerswet 1994
Artikel 170
1. Tot de bevoegdheid van burgemeester en wethouders tot oplegging van een last onder bestuursdwang als bedoeld in artikel 125 van de Gemeentewet, behoort de bevoegdheid tot het overbrengen en in bewaring stellen van een op een weg staand voertuig, indien met het voertuig een bij of krachtens deze wet vastgesteld voorschrift wordt overtreden en bovendien verwijdering van het voertuig noodzakelijk is in verband met
a. het belang van de veiligheid op de weg, of
b. het belang van de vrijheid van het verkeer, of
c. het vrijhouden van aangewezen weggedeelten en wegen.
2. De artikelen 5:24, 5:25, tweede tot en met vierde lid, 5:29, vijfde lid, 5:30, derde lid, en 5:31 van de Algemene wet bestuursrecht zijn niet van toepassing. (…)
Artikel 171
1. Een beschikking tot oplegging van een last onder bestuursdwang overeenkomstig artikel 170, eerste lid, wordt bekendgemaakt:
a. (…)
b. indien het voertuig binnen achtenveertig uur na de inbewaringstelling niet is afgehaald, zo mogelijk binnen een week:
1°. aan degene aan wie het kenteken is opgegeven, indien het voertuig een kenteken voert;
2°. (…)
2. Bij de bekendmaking krachtens het eerste lid, onderdeel b, wordt gewezen op het verschuldigd zijn van kosten, verbonden aan de oplegging van een last onder bestuursdwang.
Artikel 173
1. Bij algemene maatregel van bestuur worden:
a. de soorten van de in artikel 170, eerste lid, onderdeel c, bedoelde weggedeelten en wegen aangewezen;
b. (…)
2. Bij gemeentelijke verordening worden nadere regels gesteld ter uitvoering van de artikelen 170 tot en met 172 en de in het eerste lid bedoelde algemene maatregel van bestuur. Die regels betreffen in elk geval.
a. de aanwijzing van de plaats, onderscheidenlijk de plaatsen, waar verwijderde voertuigen in bewaring worden gesteld, en
b. de berekening van de kosten, verbonden aan de oplegging van een last onder bestuursdwang, en voorts
c. de aanwijzing van de weggedeelten en wegen, voor de bevoegdheid tot oplegging van een last onder bestuursdwang, bedoeld in artikel 170, eerste lid, onderdeel c.
Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990)
Artikel 24
1. De bestuurder mag zijn voertuig niet parkeren:
a. bij een kruispunt op een afstand van minder dan vijf meter daarvan;
Besluit wegslepen van voertuigen
Artikel 2
De soorten van weggedeelten en wegen, bedoeld in artikel 173, eerste lid, onderdeel a, van de wet, zijn:
a. wegen en weggedeelten waar door middel van bord E 1 van bijlage 1 bij het RVV 1990 of door middel van een gele onderbroken streep als bedoeld in artikel 24, eerste lid, onderdeel e, van het RVV 1990 wordt aangegeven dat het verboden is te parkeren;
b. wegen en weggedeelten waar door middel van bord E 2 van bijlage 1 bij het RVV 1990 of door middel van een gele doorgetrokken streep als bedoeld in artikel 23, eerste lid, onderdeel g, van het RVV 1990 wordt aangegeven dat het verboden is stil te staan;
c. parkeergelegenheden, aangeduid door bord E4 van bijlage 1 bij het RVV 1990, waarbij
ofwel op een onderbord wordt aangegeven:
1°.de voertuigcategorie of groep voertuigen waarvoor de parkeergelegenheid is bestemd;
2°.de wijze waarop het parkeren dient te geschieden
3°.de dagen of uren waarop het parkeren is verboden, of
4°.de dagen of uren waarop een beperking als bedoeld in 1° en 2°, geldt,
ofwel op het verkeersbord de aanduiding is aangebracht waarmee wordt aangegeven:
1°.de voertuigcategorie of groep voertuigen waarvoor de parkeergelegenheid is bestemd, of
2°.de wijze waarop het parkeren dient te geschieden.
d. taxistandplaatsen, aangeduid door bord E5 van bijlage 1 bij het RVV 1990;
e. parkeerplaatsen voor invaliden, aangeduid door bord E6 van bijlage 1 bij het RVV 1990;
f. gelegenheden voor het onmiddellijk laden en lossen van goederen, aangeduid door bord E7 van bijlage 1 bij het RVV 1990;
g. parkeergelegenheden voor een categorie of groep voertuigen, aangeduid door bord E8 van bijlage 1 bij het RVV 1990;
h. parkeergelegenheden voor vergunninghouders, aangeduid door bord E9 van bijlage 1 bij het RVV 1990;
i. voetgangersgebieden, aangeduid door bord G7 of door bord C1 van bijlage 1 bij het RVV 1990.
Wegsleepverordening gemeente Borsele 2018
Artikel 2. Aanwijzing van wegen en weggedeelten waar voertuigen kunnen worden verwijderd, overgebracht en in bewaring gesteld in het belang van het vrijhouden van wegen en weggedeelten
Als wegen en weggedeelten, bedoeld in artikel 170, eerste lid, onder c van de wet worden alle wegen en weggedeelten binnen de gemeente aangewezen voor zover ze behoren tot een van de in artikel 2 van het besluit bedoelde soorten van wegen en weggedeelten.

Voetnoten

1.Onder andere ECLI:NL:RVS:2014:1720 en ECLI:NL:RVS:2023:832, te raadplegen via www.rechtspraak.nl
3.Kamerstukken II 1973/74, 12973, 3, p. 5, te raadplegen via www.statengeneraaldigitaal.nl