In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 16 februari 2024, wordt het beroep van eiseres beoordeeld, die stelt dat de Belastingdienst/Toeslagen niet tijdig heeft beslist op haar aanvraag van 28 juli 2021 voor herbeoordeling van haar situatie met betrekking tot de kinderopvangtoeslag. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is en doet uitspraak zonder zitting, zoals toegestaan onder artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank stelt vast dat de beslistermijn is overschreden en dat eiseres op 27 februari 2023 verweerder in gebreke heeft gesteld. De rechtbank bepaalt dat verweerder binnen twee weken na verzending van deze uitspraak een vooraankondiging aan eiseres moet verzenden en dat hij binnen twee weken na ontvangst van de zienswijze of na het verstrijken van de termijn voor het indienen van de zienswijze een besluit op de aanvraag moet bekendmaken. Tevens wordt verweerder een dwangsom opgelegd van € 100,- per dag bij overschrijding van de termijnen, met een maximum van € 15.000,-. Eiseres krijgt een proceskostenvergoeding van € 437,50 en het griffierecht van € 50,- moet door verweerder worden vergoed. De rechtbank wijst erop dat de termijn voor het nemen van een vooraankondiging is vastgesteld op negen weken, gezien de omstandigheden van de zaak en de hoeveelheid aanvragen die door verweerder behandeld moeten worden.