ECLI:NL:RBZWB:2024:9189

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
3 december 2024
Publicatiedatum
3 januari 2025
Zaaknummer
11048795 \ MB VERZ 24-456
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gedeeltelijk gegrond beroep tegen verkeersboete met matiging en proceskostenvergoeding

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 3 december 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het rechts inhalen op de Rijksweg (A16) te Breda op 14 juni 2022. De gemachtigde van de betrokkene, mr. I.N.D.J. Rissema, stelde dat de gedraging niet had plaatsgevonden, omdat betrokkene enkel op plekken waar dat was toegestaan had ingehaald. De officier van justitie, vertegenwoordigd door mr. A. de Vreeze, verklaarde het beroep ongegrond en voerde aan dat de gedraging wel degelijk had plaatsgevonden.

Tijdens de zitting werd vastgesteld dat de gedraging was geconstateerd bij hectometerpaal 62.1, waar betrokkene op de rechterbaan reed en vervolgens naar de linkerrijbaan ging. De kantonrechter oordeelde dat de boete terecht was opgelegd, maar dat er sprake was van een overschrijding van de redelijke termijn van berechting. De kantonrechter matigde de boete met 25% en verklaarde het beroep gedeeltelijk gegrond. Tevens werd de officier van justitie veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene.

De beslissing van de officier van justitie werd gewijzigd, en het bedrag dat betrokkene te veel had betaald, moest worden terugbetaald. De kantonrechter benadrukte het belang van een behandeling binnen een redelijke termijn, zoals vastgelegd in artikel 6, lid 1 van het EVRM. De uitspraak werd openbaar gedaan en de betrokkene werd geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Breda
zaaknummer : 11048795 \ MB VERZ 24-456
CJIB-nummer : 7062 5422 5019 3957
uitspraakdatum : 3 december 2024
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene]
adres : [adres]
woonplaats : [woonplaats]
hierna: betrokkene
gemachtigde : mr. I.N.D.J. Rissema (Bezwaartegenverkeersboete.nl)

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Gemachtigde heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door gemachtigde beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 3 december 2024. Namens de officier van justitie is verschenen mr. A. de Vreeze (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Betrokkene en gemachtigde zijn niet verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven: rechts inhalen waar dat verboden is op de Rijksweg (A16) te Breda op 14 juni 2022 om 15:17 uur.
Gemachtigde heeft namens betrokkene in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat de gedraging niet is verricht. Betrokkene heeft enkel via de rechterkant ingehaald op plekken waar dat mocht. Uit het zaakoverzicht blijkt dat de gedraging bij hectometerpaal 62.1 (links) is geconstateerd. Op dit punt is er sprake van een afslag met blokmarkering. Uit de verklaring van de verbalisant blijkt dat betrokkene op de rechterbaan reed toen zij voertuigen heeft ingehaald. Op dat moment was er dus sprake van een blokmarkering en was inhalen toegestaan. Betrokkene is van de rechterafslag terug naar links gegaan, omdat zij niet begreep welke afslag zij moest nemen naar de Woonboulevard. Op tijd zag zij dat ze in eerste instantie de juiste afslag had en is teruggegaan naar de rechterbaan. Voorts stelt gemachtigde dat de redelijke termijn is overschreden en verzoekt om een proceskostenvergoeding, op eigen rekening, toe te kennen.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep inhoudelijk ongegrond te verklaren en heeft daartoe het volgende aangevoerd. De verbalisant heeft niet heel duidelijk verklaard of betrokkene op de uitvoegstrook of op de doorgaande rijbaan reed, maar dit is verder niet relevant. De verbalisant heeft namelijk wel duidelijk verklaard dat betrokkene op de linkerrijbaan, voor hem, reed en vervolgens naar de rechterrijbaan ging. Hij zag dat betrokkene zijn snelheid verhoogde en hierbij via de rechterbaan twee voertuigen inhaalde. Vervolgens zag hij het betreffende voertuig weer terug naar de linkerbaan rijden. Uiteindelijk moest het voertuig alsnog terug naar de rechterbaan om uit te kunnen voegen. Er mag bij de blokmarkering op de uitvoegstrook ingehaald worden, maar alleen als die strook ook daadwerkelijk wordt gebruikt om uit te voegen. Betrokkene is nadat zij op de rechterrijbaan reed nog terug naar de linkerrijbaan gegaan. Wel stelt de zittingsvertegenwoordiger dat er sprake is van schending van de redelijke termijn en verzoekt om een matiging van 25%.

Overwegingen

Inhoudelijk
De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken in het dossier - met name uit de verklaring van de verbalisant - voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht. Het is onduidelijk of betrokkene op een uitvoegstrook reed, want de betreffende weg bestaat uit drie rijstroken én één uitvoegstrook. Bij de blokmarkering op de uitvoegstrook mag worden ingehaald, maar enkel indien het voertuig ook daadwerkelijk bezig is met uitvoegen. Betrokkene is erna echter weer terug naar de linkerbaan gegaan waardoor er dus rechts is ingehaald op een plek waar dat niet mocht.
De boete is dus terecht opgelegd.
De kantonrechter ziet in wat betrokkene heeft aangevoerd geen aanleiding om de boete te matigen.
Overschrijding redelijke termijn
Een ieder heeft recht op behandeling van zijn rechtszaak binnen een redelijke termijn (artikel 6, lid 1 van het EVRM). Volgens vaste rechtspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (ECLI:GHARL:2017:1777) is sprake van schending van die redelijke termijn van berechting wanneer de procedure bij de officier van justitie en de kantonrechter tezamen langer dan twee jaar heeft geduurd. Deze termijn vangt aan bij het opleggen van de boete.
In dit geval is de boete opgelegd op 23 juni 2022 en is de redelijke termijn dus met meer dan vijf maanden overschreden.
Omdat sprake is van een overschrijding zal de kantonrechter de boete matigen met 25% (zie ECLI:NL:GHARL:2023:6369). Het beroep is dus gedeeltelijk gegrond. De beslissing van de officier van justitie zal worden gewijzigd. Het bedrag dat betrokkene te veel aan zekerheid heeft betaald moet door de officier van justitie worden terugbetaald.
Proceskostenvergoeding
Nu de boete wordt gematigd is er aanleiding voor een proceskostenvergoeding. Daarbij gaat het alleen om de kosten in de fase waarin de redelijke termijn is overschreden, dus de kosten van het beroep bij de kantonrechter, te weten 1 punt voor het indienen van het beroepschrift x gewicht 0,5 x € 875,- = € 437,50.

Beslissing

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep gedeeltelijk gegrond;
‒ wijzigt de beslissing van de officier van justitie in die zin dat de boete wordt gematigd tot € 187,50 plus € 9,- administratiekosten;
‒ draagt de officier van justitie op het bedrag van € 62,50 dat betrokkene te veel als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terug te betalen;
‒ veroordeelt de officier van justitie tot het vergoeden van de proceskosten van betrokkene van € 437,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Breeman, kantonrechter, bijgestaan door de griffier X.L.C.M. van Sprundel, en in het openbaar uitgesproken op 3 december 2024.
Als u het niet eens bent met deze beslissing, dan kunt u binnen 6 weken na de hieronder vermelde datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, maar alleen als:
de boete meer dan € 110,00 bedraagt, of
uw beroep niet-ontvankelijk is verklaard omdat u niet of niet op tijd zekerheid heeft gesteld.
Het beroepschrift moet worden ingediend bij Rechtbank Zeeland-West-Brabant, Team strafrecht, postbus 90008, 4800 PA Breda. Het beroepschrift moet zijn ondertekend door degene die beroep heeft ingesteld of door de gemachtigde.
U dient daarbij het zaaknummer te vermelden.
De procedure bij het gerechtshof verloopt geheel schriftelijk, tenzij u in het beroepschrift uitdrukkelijk vraagt om een zitting waarop u uw standpunt mondeling wilt toelichten.
Datum verzending: