Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Verloop van de procedure
Standpunten
€ 437,50
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 3 december 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het handelen in strijd met een geslotenverklaring voor motorvoertuigen op de Houtmarkt in Breda op 6 juni 2022. De gemachtigde van de betrokkene, mr. N.G.A. Voorbach, heeft beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft de gemachtigde beroep ingesteld bij de kantonrechter. Tijdens de zitting was de betrokkene niet aanwezig, maar was de gemachtigde vertegenwoordigd door mr. P.C. van den Aarsen.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, voldoende is aangetoond door de verklaring van de verbalisant. De enkele ontkenning van de betrokkene werd niet als voldoende bewijs gezien om aan de verklaring van de verbalisant te twijfelen. Echter, de kantonrechter heeft ook geoordeeld dat de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak is overschreden, aangezien de boete op 2 juli 2022 was opgelegd en de procedure meer dan zes maanden langer heeft geduurd dan toegestaan. Dit leidde tot een matiging van de boete met 25%.
De kantonrechter heeft het beroep gedeeltelijk gegrond verklaard, de beslissing van de officier van justitie gewijzigd en de boete vastgesteld op € 75,- plus € 9,- administratiekosten. Daarnaast is de officier van justitie opgedragen om het bedrag van € 25,- dat betrokkene te veel als zekerheid heeft betaald, terug te betalen. Ook is er een proceskostenvergoeding van € 875,- toegekend aan de betrokkene. De uitspraak is gedaan door mr. M. Breeman, kantonrechter, en is openbaar uitgesproken op 3 december 2024.