ECLI:NL:RBZWB:2024:9188

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
3 december 2024
Publicatiedatum
3 januari 2025
Zaaknummer
10920802 \ MB VERZ 24-131
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gedeeltelijk gegrond beroep tegen verkeersboete met matiging en proceskostenvergoeding

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 3 december 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het handelen in strijd met een geslotenverklaring voor motorvoertuigen op de Houtmarkt in Breda op 6 juni 2022. De gemachtigde van de betrokkene, mr. N.G.A. Voorbach, heeft beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft de gemachtigde beroep ingesteld bij de kantonrechter. Tijdens de zitting was de betrokkene niet aanwezig, maar was de gemachtigde vertegenwoordigd door mr. P.C. van den Aarsen.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, voldoende is aangetoond door de verklaring van de verbalisant. De enkele ontkenning van de betrokkene werd niet als voldoende bewijs gezien om aan de verklaring van de verbalisant te twijfelen. Echter, de kantonrechter heeft ook geoordeeld dat de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak is overschreden, aangezien de boete op 2 juli 2022 was opgelegd en de procedure meer dan zes maanden langer heeft geduurd dan toegestaan. Dit leidde tot een matiging van de boete met 25%.

De kantonrechter heeft het beroep gedeeltelijk gegrond verklaard, de beslissing van de officier van justitie gewijzigd en de boete vastgesteld op € 75,- plus € 9,- administratiekosten. Daarnaast is de officier van justitie opgedragen om het bedrag van € 25,- dat betrokkene te veel als zekerheid heeft betaald, terug te betalen. Ook is er een proceskostenvergoeding van € 875,- toegekend aan de betrokkene. De uitspraak is gedaan door mr. M. Breeman, kantonrechter, en is openbaar uitgesproken op 3 december 2024.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Breda
zaaknummer : 10920802 \ MB VERZ 24-131
CJIB-nummer : 1062 5422 5039 2473
uitspraakdatum : 3 december 2024
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene]
adres : [adres]
woonplaats : [woonplaats]
hierna: betrokkene
gemachtigde : mr. N.G.A. Voorbach (Verkeersboete.nl)

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Gemachtigde heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door gemachtigde beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 3 december 2024. Namens de officier van justitie is verschenen mr. A. de Vreeze (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Betrokkene is niet verschenen, maar namens gemachtigde was mr. P.C. van den Aarsen aanwezig. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven: handelen in strijd met een geslotenverklaring voor alle motorvoertuigen: bord C12 op de Houtmarkt (richting Oude Vest) te Breda op 6 juni 2022 om 18:56 uur.
Gemachtigde heeft namens betrokkene een pro-forma beroep ingediend. Gemachtigde stelt dat betrokkene zich niet met de beslissing kan verenigen en verzoekt om een nader termijn voor het indienen van aanvullende gronden. Betrokkene ontkent de gedraging en stelt dat de verbalisant niet bevoegd was. Ook ontbreekt de wettigheid van de gebruikte bewijsmiddelen. Voorts verzoekt gemachtigde om een proceskostenvergoeding toe te kennen.
Binnen de door de rechtbank gegeven termijn zijn geen aanvullende gronden ingediend.
Ter zitting heeft gemachtigde hieraan toegevoegd dat de redelijke termijn is overschreden.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep inhoudelijk ongegrond te verklaren aangezien de enkele ontkenning van betrokkene te summier is om te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant. Wel stelt de zittingsvertegenwoordiger dat er sprake is van overschrijding van de redelijke termijn, waardoor de zittingsvertegenwoordiger verzoekt de boete te matigen met 25%.
Overwegingen
Inhoudelijk
De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken in het dossier - met name uit de verklaring van de verbalisant - voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht. De enkele ontkenning is geen reden om hier anders over te denken. De boete is dus terecht opgelegd.
Overschrijding redelijke termijn
Een ieder heeft recht op behandeling van zijn rechtszaak binnen een redelijke termijn (artikel 6, lid 1 van het EVRM). Volgens vaste rechtspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (ECLI:GHARL:2017:1777) is sprake van schending van die redelijke termijn van berechting wanneer de procedure bij de officier van justitie en de kantonrechter tezamen langer dan twee jaar heeft geduurd. Deze termijn vangt aan bij het opleggen van de boete.
In dit geval is de boete opgelegd op 2 juli 2022 en is de redelijke termijn dus met meer dan zes maanden overschreden.
Omdat sprake is van een overschrijding zal de kantonrechter de boete matigen met 25% (zie ECLI:NL:GHARL:2023:6369). Het beroep is dus gedeeltelijk gegrond. De beslissing van de officier van justitie zal worden gewijzigd. Het bedrag dat betrokkene te veel aan zekerheid heeft betaald moet door de officier van justitie worden terugbetaald.
Proceskostenvergoeding
Nu de boete wordt gematigd is er aanleiding voor een proceskostenvergoeding. Daarbij gaat het alleen om de kosten in de fase waarin de redelijke termijn is overschreden, dus de kosten van het beroep bij de kantonrechter. Die proceskostenvergoeding is als volgt berekend:
beroepschrift kantonrechter: 1 punt x gewicht 0,5 x € 875,- = € 437,50
zitting kantonrechter: 1 punt x gewicht 0,5 x € 875,- =
€ 437,50
totaal € 875,00

Beslissing

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep gedeeltelijk gegrond;
‒ wijzigt de beslissing van de officier van justitie in die zin dat de boete wordt gematigd tot € 75,- plus € 9,- administratiekosten;
‒ draagt de officier van justitie op het bedrag van € 25,- dat betrokkene te veel als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terug te betalen;
‒ veroordeelt de officier van justitie tot het vergoeden van de proceskosten van betrokkene van € 875,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Breeman, kantonrechter, bijgestaan door de griffier X.L.C.M. van Sprundel, en in het openbaar uitgesproken op 3 december 2024.
Tegen deze beslissing is geen hoger beroep mogelijk.
Datum verzending: