ECLI:NL:RBZWB:2024:9180

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
3 december 2024
Publicatiedatum
3 januari 2025
Zaaknummer
10994199 \ MB VERZ 24-301
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gedeeltelijk gegrond beroep tegen verkeersboete met matiging en proceskostenvergoeding

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 3 december 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene, vertegenwoordigd door mr. B. de Jong van Skandara B.V., had beroep ingesteld tegen een eerder besluit van de officier van justitie, die het beroep ongegrond had verklaard. De gedraging waarvoor de boete was opgelegd, betrof het negeren van een rood verkeerslicht op de Nassausingel te Breda op 7 oktober 2022. Tijdens de zitting op 3 december 2024 was de betrokkene niet aanwezig, maar zijn gemachtigde betwistte de gedraging en stelde dat de redelijke termijn was overschreden. De officier van justitie, vertegenwoordigd door mr. A. de Vreeze, verzocht om het beroep ongegrond te verklaren, maar erkende wel de overschrijding van de redelijke termijn en vroeg om matiging van de boete.

De kantonrechter oordeelde dat de gedraging voldoende was vastgesteld op basis van de verklaring van de verbalisant en dat de boete terecht was opgelegd. Echter, gezien de overschrijding van de redelijke termijn, besloot de kantonrechter de boete met 25% te matigen. Dit leidde tot een gedeeltelijk gegrond beroep. De beslissing van de officier van justitie werd gewijzigd, en het bedrag dat de betrokkene te veel had betaald, moest worden terugbetaald. Tevens werd de officier van justitie veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene, die op € 437,50 werden vastgesteld. De uitspraak werd openbaar gedaan door mr. M. Breeman, kantonrechter, en griffier X.L.C.M. van Sprundel.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Breda
zaaknummer : 10994199 \ MB VERZ 24-301
CJIB-nummer : 0062 5422 5293 9423
uitspraakdatum : 3 december 2024
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene]
adres : [adres]
woonplaats : [woonplaats]
hierna: betrokkene
gemachtigde : mr. B. de Jong (Skandara B.V.)

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Gemachtigde heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door gemachtigde beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 3 december 2024. Namens de officier van justitie is verschenen mr. A. de Vreeze (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Betrokkene en gemachtigde zijn niet verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven: als weggebruiker (brom- of snorfietser) doorgaan bij een driekleurig verkeerslicht (stoplicht) dat op rood staat op de Nassausingel te Breda op 7 oktober 2022 om 20:03 uur.
Gemachtigde heeft namens betrokkene de gedraging in algemene zin betwist. Gemachtigde stelt dat de redelijke termijn is overschreden en verzoekt om een proceskostenvergoeding, op eigen rekening, toe te kennen.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep inhoudelijk ongegrond te verklaren aangezien de enkele ontkenning van betrokkene te summier is om te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant. Wel stelt de zittingsvertegenwoordiger dat er sprake is van overschrijding van de redelijke termijn, waardoor zij verzoekt de boete te matigen met 25%.

Overwegingen

Inhoudelijk
De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken in het dossier - met name uit de verklaring van de verbalisant - voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht. De kantonrechter ziet in de enkele betwisting dor betrokkene geen aanleiding om te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant. De boete is dus terecht opgelegd.
Overschrijding redelijke termijn
Een ieder heeft recht op behandeling van zijn rechtszaak binnen een redelijke termijn (artikel 6, lid 1 van het EVRM). Volgens vaste rechtspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (ECLI:GHARL:2017:1777) is sprake van schending van die redelijke termijn van berechting wanneer de procedure bij de officier van justitie en de kantonrechter tezamen langer dan twee jaar heeft geduurd. Deze termijn vangt aan bij het opleggen van de boete.
In dit geval is de boete opgelegd op 7 oktober 2022 en is de redelijke termijn dus met meer dan één maand overschreden.
Omdat sprake is van een overschrijding zal de kantonrechter de boete matigen met 25% (zie ECLI:NL:GHARL:2023:6369). Het beroep is dus gedeeltelijk gegrond. De beslissing van de officier van justitie zal worden gewijzigd. Het bedrag dat betrokkene te veel aan zekerheid heeft betaald moet door de officier van justitie worden terugbetaald.
Proceskostenvergoeding
Nu de boete wordt gematigd is er aanleiding voor een proceskostenvergoeding. Daarbij gaat het alleen om de kosten in de fase waarin de redelijke termijn is overschreden, dus de kosten van het beroep bij de kantonrechter, te weten voor het indienen van het beroepschrift 1 punt x gewicht 0,5 x € 875,- = € 437,50.

Beslissing

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep gedeeltelijk gegrond;
‒ wijzigt de beslissing van de officier van justitie in die zin dat de boete wordt gematigd tot € 127,50 plus € 9,- administratiekosten;
‒ draagt de officier van justitie op het bedrag van € 42,50 dat betrokkene te veel als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terug te betalen;
‒ veroordeelt de officier van justitie tot het vergoeden van de proceskosten van betrokkene van € 437,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Breeman, kantonrechter, bijgestaan door de griffier X.L.C.M. van Sprundel, en in het openbaar uitgesproken op 3 december 2024.
Als u het niet eens bent met deze beslissing, dan kunt u binnen 6 weken na de hieronder vermelde datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, maar alleen als:
de boete meer dan € 110,00 bedraagt, of
uw beroep niet-ontvankelijk is verklaard omdat u niet of niet op tijd zekerheid heeft gesteld.
Het beroepschrift moet worden ingediend bij Rechtbank Zeeland-West-Brabant, Team strafrecht, postbus 90008, 4800 PA Breda. Het beroepschrift moet zijn ondertekend door degene die beroep heeft ingesteld of door de gemachtigde.
U dient daarbij het zaaknummer te vermelden.
De procedure bij het gerechtshof verloopt geheel schriftelijk, tenzij u in het beroepschrift uitdrukkelijk vraagt om een zitting waarop u uw standpunt mondeling wilt toelichten.
Datum verzending: