ECLI:NL:RBZWB:2024:9145

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
4 november 2024
Publicatiedatum
3 januari 2025
Zaaknummer
11074855 MB VERZ 24-521 en 11074860 MB VERZ 24-522
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verkeersboete wegens schending hoorplicht en overschrijding redelijke termijn

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 4 november 2024 uitspraak gedaan in twee beroepen tegen verkeersboetes die aan betrokkene waren opgelegd. Betrokkene had beroep ingesteld tegen de beslissingen van de officier van justitie, die de boetes ongegrond had verklaard. De kantonrechter heeft de zaken behandeld, waarbij de zittingsvertegenwoordiger van de officier van justitie, mr. A. de Vreeze, aanwezig was, maar betrokkene zelf niet. De boetes waren opgelegd voor het negeren van een geslotenverklaring op de Houtmarkt in Breda op 15 juli 2022. Betrokkene voerde aan dat de boetes niet redelijk waren, omdat hij onbekend was met de verkeerssituatie in Breda en niet door de officier van justitie was gehoord.

De kantonrechter oordeelde dat de eerste boete terecht was opgelegd, maar dat de tweede boete in strijd was met het Beleidskader digitale handhaving, omdat deze was opgelegd voordat de eerste boete was verzonden. Daarnaast werd vastgesteld dat betrokkene niet in de gelegenheid was gesteld om te worden gehoord door de officier van justitie, wat in strijd was met de wet. Dit leidde tot de conclusie dat de beslissing van de officier van justitie vernietigd moest worden. De kantonrechter matigde de boete met 25% vanwege de schending van de hoorplicht en ook vanwege de overschrijding van de redelijke termijn van berechting, aangezien de procedure langer dan twee jaar had geduurd. De kantonrechter besloot dat betrokkene recht had op terugbetaling van het teveel betaalde bedrag aan zekerheidstelling.

De uitspraak benadrukt het belang van het naleven van de hoorplicht en de redelijke termijn in administratieve procedures, en bevestigt dat schendingen hiervan kunnen leiden tot vernietiging van beslissingen van de officier van justitie.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Breda
zaaknummer : 11074860 \ MB VERZ 24-522
11074855 \ MB VERZ 24-521
CJIB-nummer : 2062 5422 5217 3754
4062 5422 5217 3796
uitspraakdatum : 4 november 2024
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op beroepen op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaken van
naam :
[betrokkene]
adres : [adres]
woonplaats : [woonplaats]
hierna: betrokkene

Verloop van de procedure

Aan betrokkene zijn twee administratieve sancties (hierna: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft de beroepen ongegrond verklaard. Tegen die beslissingen is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaken zijn behandeld op de zitting van 4 november 2024. Namens de officier van justitie is verschenen mr. A. de Vreeze (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Betrokkene is niet verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedragingen waarvoor de boetes zijn opgelegd luiden, kort omschreven:
CJIB-nummer 2062 5422 5217 3754:handelen in strijd met een geslotenverklaring voor alle motorvoertuigen: bord C12 op de Houtmarkt (richting Karnemelkstraat) te Breda op 15 juli 2022
om 12:04 uur;
CJIB-nummer 4062 5422 5217 3796:handelen in strijd met een geslotenverklaring voor alle motorvoertuigen: bord C12 op de Houtmarkt (richting Oude Vest) te Breda op 15 juli 2022
om 12:07 uur.
Betrokkene heeft in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat de boetes niet redelijk zijn gelet op de omstandigheden waaronder de gedraging heeft plaatsgevonden. Betrokkene stelt onbekend te zijn in Breda en hierdoor niet op de hoogte te zijn van de verkeerssituaties en verwachtingen. Op het moment dat betrokkene is aangesproken door een opsporingsambtenaar voor het negeren van het verkeersbord heeft hij daar gelijk gehoor aan gegeven. Aan betrokkene zijn twee boetes opgelegd, namelijk één voor het inrijden en één voor het uitrijden van de geslotenverklaring. Verder voert hij aan dat hij ten onrechte niet door de officier van justitie is gehoord.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep met CJIB-nummer 4062 5422 5217 3796 gegrond te verklaren en heeft daartoe aangevoerd dat deze tweede boete in strijd is met het “Beleidskader digitale handhaving geslotenverklaringen en voetgangersgebieden, versie augustus 2018”.
Voorts verzoekt de zittingsvertegenwoordiger het beroep met CJIB-nummer 2062 5422 5217 3754 inhoudelijk ongegrond te verklaren en heeft daartoe aangevoerd dat de gedraging, op basis van de informatie in het dossier, kan worden vastgesteld.
Betrokkene is bij de officier van justitie niet gewezen op het recht om gehoord te worden. Vanwege deze schending van de hoorplicht verzoekt de zittingsvertegenwoordiger de boete te matigen met 25%. Voorts is er sprake van overschrijding van de redelijke termijn, waardoor de zittingsvertegenwoordiger verzoekt de boete nogmaals te matigen met 25%.

Overwegingen

1.
CJIB-nummer 2062 5422 5217 3754
De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken in het dossier voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete met CJIB-nummer 2062 5422 5217 3754 is opgelegd, is verricht. Dit wordt ook niet betwist. De boete is dus terecht opgelegd. Het beroep wordt daarom inhoudelijk ongegrond verklaard.
In wat betrokkene heeft aangevoerd over onbekendheid met de situatie ziet de kantonrechter geen aanleiding om de boete te matigen. Juist als je ter plaatse niet bekend bent moet je extra goed opletten op o.a. de bebording en die is op de Houtmarkt erg duidelijk.
Maar er zijn wel andere redenen om de boete te matigen.
Schending hoorplicht
Betrokkene heeft, zonder tussenkomst van een gemachtigde, beroep aangetekend bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft betrokkene niet in de gelegenheid gesteld om te worden gehoord. Dit is in strijd met de wet, omdat niet is voldaan aan de wettelijke voorwaarden om van horen af te zien. Volgens vaste rechtspraak dient dit te leiden tot vernietiging van de beslissing van de officier van justitie op het administratief beroep.
Het beroep tegen die beslissing is om die reden gegrond.
De kantonrechter ziet verder reden de boete te matigen met 25%, omdat sprake is van een structurele schending van de hoorplicht (zie het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, ECLI:NL:GHARL:2022:9934). Het beroep tegen de inleidende beschikking is gelet hierop gedeeltelijk gegrond en die beschikking zal worden gewijzigd.
Overschrijding redelijke termijn
Een ieder heeft recht op behandeling van zijn rechtszaak binnen een redelijke termijn (artikel 6, lid 1 van het EVRM). Volgens vaste rechtspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (ECLI:GHARL:2017:1777) is sprake van schending van die redelijke termijn van berechting wanneer de procedure bij de officier van justitie en de kantonrechter tezamen langer dan twee jaar heeft geduurd. Deze termijn vangt aan bij het opleggen van de boete.
In dit geval is de boete opgelegd op 14 september 2022 en is de redelijke termijn dus met meer dan een maand overschreden.
Omdat sprake is van een overschrijding zal de kantonrechter de boete nogmaals matigen met 25% (zie ECLI:NL:GHARL:2023:6369).
2.
CJIB-nummer 4062 5422 5217 3796
De kantonrechter overweegt dat het in deze zaak gaat om het opleggen van meerdere boetes voor het handelen in strijd met een geslotenverklaring, vastgesteld via digitale handhaving. Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft hierover in een arrest van 24 februari 2023 (ECLI:NL:GHARL:2023:1663) - kort samengevat - geoordeeld dat het “Beleidskader digitale handhaving geslotenverklaringen en voetgangersgebieden, versie augustus 2018” (hierna: het Beleidskader) voorschrijft dat de eerste boetebeschikking moet zijn verzonden voordat een volgende boete kan worden opgelegd. De gedachte hierachter is dat een betrokkene pas na ontvangst van de eerste boete in de gelegenheid is om zijn of haar gedrag aan te passen.
In dit geval is de eerste boetebeschikking (voor een overtreding op 15 juli 2022 om 12:04 uur) gedateerd op 14 september 2022. De tweede boete betreft een overtreding op 15 juli 2022 om 12:07, dat is vóór de datum van verzending van de eerste boetebeschikking. Dit betekent dat het opleggen van deze tweede boete in strijd is met het Beleidskader. Het beroep met CJIB-nummer 4062 5422 5217 3796 is dus gegrond en die boetebeschikking zal worden vernietigd.
Het bedrag dat betrokkene te veel aan zekerheid heeft betaald moet door de officier van justitie worden terugbetaald.

Beslissing

De kantonrechter:
CJIB-nummer 2062 5422 5217 3754
  • verklaart het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie op het administratief beroep gegrond en vernietigt die beslissing;
  • verklaart het beroep tegen de inleidende beschikking gedeeltelijk gegrond en wijzigt de inleidende beschikking in zoverre dat het bedrag van de boete wordt gewijzigd in € 56,25 plus € 9,- administratiekosten;
  • draagt de officier van justitie op het bedrag van € 43,75 dat betrokkene te veel als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terug te betalen;

CJIB-nummer 4062 5422 5217 3796

  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt de bestreden beslissing van de officier van justitie en de beschikking waarbij de boete is opgelegd;
  • draagt de officier van justitie op het bedrag van € 109,- dat betrokkene als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terug te betalen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Breeman, kantonrechter, bijgestaan door de griffier X.L.C.M. van Sprundel, en in het openbaar uitgesproken op 4 november 2024.
De griffier is niet in de gelegenheid om te tekenen.
Tegen deze beslissing is geen hoger beroep mogelijk.
Datum verzending: