ECLI:NL:RBZWB:2024:9139

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
4 november 2024
Publicatiedatum
3 januari 2025
Zaaknummer
11024873 MB VERZ 24-434
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verkeersboete wegens fietsen op de Grote Markt te Breda

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 4 november 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete die aan betrokkene was opgelegd. De boete was opgelegd omdat betrokkene als (snor)fietser op de Grote Markt te Breda had gefietst op een moment dat dit niet was toegestaan. Betrokkene had in zijn beroepschrift aangevoerd dat hij geen mobiele telefoon in zijn hand had vastgehouden ten tijde van de gedraging, maar de kantonrechter oordeelde dat deze grond niet relevant was voor de opgelegde boete. De gedraging was vastgesteld door een verbalisant op 18 augustus 2022 om 14:57 uur, en op dat moment gold er een verbod om te fietsen op de Grote Markt.

De officier van justitie had het beroep van betrokkene ongegrond verklaard, maar de kantonrechter oordeelde dat er sprake was van een schending van de hoorplicht, omdat betrokkene niet in de gelegenheid was gesteld om te worden gehoord. Dit leidde tot de conclusie dat de beslissing van de officier van justitie vernietigd moest worden. De kantonrechter besloot de boete te matigen met 25% vanwege deze schending van de hoorplicht en ook nog eens met 25% vanwege een overschrijding van de redelijke termijn van berechting. De kantonrechter oordeelde dat de boete terecht was opgelegd, maar dat de hoogte ervan aangepast moest worden.

De uiteindelijke beslissing was dat de boete werd gewijzigd en dat het bedrag dat betrokkene te veel had betaald aan zekerheidstelling, door de officier van justitie aan hem moest worden terugbetaald. De uitspraak werd gedaan door kantonrechter M. Breeman, bijgestaan door griffier X.L.C.M. van Sprundel, en was openbaar uitgesproken op 4 november 2024. Tegen deze beslissing was geen hoger beroep mogelijk.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Breda
zaaknummer : 11024873 \ MB VERZ 24-434
CJIB-nummer : 1062 5422 5183 9548
uitspraakdatum : 4 november 2024
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene]
adres : [adres]
woonplaats : [woonplaats]
hierna: betrokkene

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 4 november 2024. Namens de officier van justitie is verschenen mr. A. de Vreeze (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Betrokkene is niet verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven: als (snor) fietser niet de rijbaan gebruiken als er geen verplicht fietspad of fiets/bromfietspad aanwezig is op de Grote Markt te Breda op 18 augustus 2022 om 14:57 uur.
Betrokkene heeft in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat de gedraging niet is verricht. Betrokkene stelt dat hij geen mobiele telefoon in zijn hand heeft vastgehouden.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep inhoudelijk ongegrond te verklaren en heeft daartoe het volgende aangevoerd. Betrokkene heeft in het kantonberoep aangevoerd dat hij geen mobiele telefoon in zijn hand had ten tijde van de gedraging. De zittingsvertegenwoordiger kan geen kantonberoep van betrokkene vinden voor het vasthouden van een mobiele telefoon tijdens het rijden. De gedraging waar het in deze zaak om gaat is fietsen op de Grote Markt te Breda op 18 augustus 2022 om 14:57 uur. Bij de officier van justitie heeft betrokkene wel iets aangevoerd over deze gedraging. De zittingsvertegenwoordiger kijkt naar het beroepschrift dat betrokkene bij de officier van justitie heeft ingediend, waarin is aangevoerd dat de verbalisant de gedraging om 14:57 uur heeft geconstateerd. De tijd van de constatering valt binnen de tijden dat er een verbod geldt op de Grote Markt. Ook leest de zittingsvertegenwoordiger geen ontkenning in het beroepschrift. Hierdoor kan de gedraging worden vastgesteld.
Betrokkene is bij de officier van justitie niet gewezen op het recht om gehoord te worden. Vanwege deze schending van de hoorplicht verzoekt de zittingsvertegenwoordiger de boete te matigen met 25%. Voorts is er sprake van overschrijding van de redelijke termijn, waardoor de zittingsvertegenwoordiger verzoekt de boete nogmaals te matigen met 25%.

Overwegingen

Inhoudelijk
In het beroepschrift bij de kantonrechter heeft betrokkene enkel aangevoerd dat hij tijdens het rijden geen mobiele telefoon in zijn hand had, maar de gedraging waar deze boete voor is opgelegd gaat erover dat betrokkene op de Grote Markt heeft gefietst, terwijl dat op dat moment niet was toegestaan. De grond over de telefoon faalt dus.
De kantonrechter heeft nog gekeken naar het beroepschrift dat betrokkene bij de officier van justitie heeft ingediend. Daarin is aangevoerd dat het 16:52 was, terwijl vanaf 17:00 uur fietsen wel is toegestaan. De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken in het dossier - met name uit de verklaring van de verbalisant - voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht. De gedraging is om 14:57 uur door de verbalisant geconstateerd, dus ver voor 17:00 uur. Op dat tijdstip gold er, gelet op de G7 bebording met onderbord, een verbod op de Grote Markt. De boete is dus terecht opgelegd.
Schending hoorplicht
Betrokkene heeft, zonder tussenkomst van een gemachtigde, beroep aangetekend bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft betrokkene niet in de gelegenheid gesteld om te worden gehoord. Dit is in strijd met de wet, omdat niet is voldaan aan de wettelijke voorwaarden om van horen af te zien. Volgens vaste rechtspraak dient dit te leiden tot vernietiging van de beslissing van de officier van justitie op het administratief beroep.
Het beroep tegen die beslissing is om die reden gegrond.
De kantonrechter ziet verder reden de boete te matigen met 25%, omdat sprake is van een structurele schending van de hoorplicht (zie het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, ECLI:NL:GHARL:2022:9934).
Het beroep tegen de inleidende beschikking is gelet hierop gedeeltelijk gegrond en die beschikking zal worden gewijzigd.
Overschrijding redelijke termijn
Een ieder heeft recht op behandeling van zijn rechtszaak binnen een redelijke termijn (artikel 6, lid 1 van het EVRM). Volgens vaste rechtspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (ECLI:GHARL:2017:1777) is sprake van schending van die redelijke termijn van berechting wanneer de procedure bij de officier van justitie en de kantonrechter tezamen langer dan twee jaar heeft geduurd. Deze termijn vangt aan bij het opleggen van de boete.
In dit geval is de boete opgelegd op 18 augustus 2022 en is de redelijke termijn dus met meer dan twee maanden overschreden.
Omdat sprake is van een overschrijding zal de kantonrechter de boete nogmaals matigen met 25% (zie ECLI:NL:GHARL:2023:6369).
Het bedrag dat betrokkene te veel aan zekerheid heeft betaald moet door de officier van justitie worden terugbetaald.

Beslissing

De kantonrechter:
  • verklaart het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie op het administratief beroep gegrond en vernietigt die beslissing;
  • verklaart het beroep tegen de inleidende beschikking gedeeltelijk gegrond en wijzigt de inleidende beschikking in zoverre dat het bedrag van de boete wordt gewijzigd in
€ 33,75 plus € 9,- administratiekosten;
- draagt de officier van justitie op het bedrag van € 26,25, dat betrokkene te veel als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terug te betalen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Breeman, kantonrechter, bijgestaan door de griffier X.L.C.M. van Sprundel, en in het openbaar uitgesproken op 4 november 2024.
Tegen deze beslissing is geen hoger beroep mogelijk.
Datum verzending: