ECLI:NL:RBZWB:2024:9091
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vordering tot proceskostenvergoeding na intrekking beroep tegen UWV
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 23 december 2024, wordt het verzoek van verzoekster om een veroordeling van het UWV in de proceskosten beoordeeld. Verzoekster had eerder een beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door het UWV op haar aanvraag om herbeoordeling van 5 april 2024. Dit beroep werd ingetrokken nadat het UWV op 11 september 2024 alsnog een beslissing had genomen. De rechtbank heeft het UWV de gelegenheid gegeven om te reageren op het verzoek om proceskostenveroordeling. Het UWV gaf aan bereid te zijn de proceskosten te vergoeden, maar vroeg om een lagere wegingsfactor van 0,25, omdat zij de werkzaamheden als eenvoudig beschouwde.
De rechtbank oordeelt dat het UWV inderdaad tegemoet is gekomen aan verzoekster door tijdig een beslissing te nemen. Het verzoek om proceskostenveroordeling wordt dan ook toegewezen. De rechtbank legt uit dat, wanneer een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan aan de indiener is tegemoetgekomen, de bestuursrechter op verzoek van de indiener het bestuursorgaan kan veroordelen in de proceskosten. De rechtbank wijst het verzoek als kennelijk gegrond toe en kent verzoekster een vergoeding van € 437,50 toe voor de proceskosten, berekend volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).
Daarnaast wordt het UWV verplicht om het door verzoekster betaalde griffierecht van € 371,- te vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om verzet aan te tekenen tegen deze uitspraak binnen zes weken na verzending.