ECLI:NL:RBZWB:2024:9091

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
23 december 2024
Publicatiedatum
2 januari 2025
Zaaknummer
24/6127
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot proceskostenvergoeding na intrekking beroep tegen UWV

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 23 december 2024, wordt het verzoek van verzoekster om een veroordeling van het UWV in de proceskosten beoordeeld. Verzoekster had eerder een beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door het UWV op haar aanvraag om herbeoordeling van 5 april 2024. Dit beroep werd ingetrokken nadat het UWV op 11 september 2024 alsnog een beslissing had genomen. De rechtbank heeft het UWV de gelegenheid gegeven om te reageren op het verzoek om proceskostenveroordeling. Het UWV gaf aan bereid te zijn de proceskosten te vergoeden, maar vroeg om een lagere wegingsfactor van 0,25, omdat zij de werkzaamheden als eenvoudig beschouwde.

De rechtbank oordeelt dat het UWV inderdaad tegemoet is gekomen aan verzoekster door tijdig een beslissing te nemen. Het verzoek om proceskostenveroordeling wordt dan ook toegewezen. De rechtbank legt uit dat, wanneer een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan aan de indiener is tegemoetgekomen, de bestuursrechter op verzoek van de indiener het bestuursorgaan kan veroordelen in de proceskosten. De rechtbank wijst het verzoek als kennelijk gegrond toe en kent verzoekster een vergoeding van € 437,50 toe voor de proceskosten, berekend volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).

Daarnaast wordt het UWV verplicht om het door verzoekster betaalde griffierecht van € 371,- te vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om verzet aan te tekenen tegen deze uitspraak binnen zes weken na verzending.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 24/6127 WIA

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 december 2024 in de zaak tussen

[verzoekster] uit [plaats] , verzoekster,

gemachtigde: mr. I.T.A. Duijs
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (het UWV), verweerder.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het verzoek van verzoekster om een veroordeling van het UWV in de proceskosten. Verzoekster heeft dit verzoek gedaan bij de intrekking van haar beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit door het UWV op haar aanvraag om herbeoordeling van 5 april 2024. Verzoekster heeft het beroep ingetrokken, omdat het UWV op 11 september 2024 alsnog een beslissing heeft genomen op de aanvraag om herbeoordeling.
1.1.
De rechtbank heeft het UWV in de gelegenheid gesteld te reageren op het verzoek om veroordeling in de proceskosten. Het UWV heeft de rechtbank laten weten dat zij bereid is om de proceskosten te vergoeden conform het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Het UWV verzoekt echter om toepassing te geven aan een wegingsfactor van 0,25 punt (zeer licht). Dit omdat het UWV zich op het standpunt stelt dat dit passend is gelet op de eenvoudige aard en de geringe omvang van de werkzaamheden.
1.2.
De rechtbank doet zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling. [1]

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenveroordeling toe. Zij legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt.
Wanneer wordt een bestuursorgaan in de proceskosten veroordeeld?
3. Als een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, kan de bestuursrechter op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. [2]
Is het UWV aan verzoekster tegemoetgekomen?
4. De rechtbank moet dus beoordelen of het UWV geheel of gedeeltelijk aan verzoekster is tegemoetgekomen.
4.1.
Op 1 augustus 2024 heeft verzoekster beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op haar aanvraag om een herbeoordeling van 5 april 2024. Het UWV heeft op 11 september 2024 alsnog een beslissing genomen op de aanvraag om een herbeoordeling. Hiermee is het UWV tegemoetgekomen aan het beroep van verzoekster.
Welk bedrag aan proceskosten moet het UWV aan verzoekster vergoeden?
5. De rechtbank wijst het verzoek als kennelijk gegrond toe. Verzoekster krijgt een vergoeding van haar proceskosten. Het UWV moet deze vergoeding betalen. De vergoeding is met toepassing van het Bpb als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgt verzoekster een vast bedrag per proceshandeling. De vergoeding bedraagt € 437,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 875,- per punt en wegingsfactor 0,5), omdat de gemachtigde van verzoekster een beroepschrift heeft ingediend en de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden. De rechtbank ziet, anders dan de rechtbank Midden-Nederland en de rechtbank Gelderland [3] , geen aanleiding om in afwijking van de hoogste bestuursrechters [4] een lagere wegingsfactor (0,25 in plaats van 0,5), zoals verzocht door het UWV, toe te passen.
Krijgt verzoekster een vergoeding van het griffierecht?
6. De rechtbank wijst erop dat het UWV verplicht is het door verzoekster betaalde griffierecht van € 371,- te vergoeden. [5] Verzoekster moet zich hiervoor dan ook tot het UWV wenden.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt het UWV tot betaling van € 437,50 aan proceskosten aan verzoekster.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Snoeks, rechter, in aanwezigheid van mr. S.A. de Roo, griffier, op 23 december 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is niet in de gelegenheid om de uitspraak te ondertekenen.
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, in samenhang met artikel 8:75a, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Dit volgt uit artikel 8:75a van de Awb en is nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).
3.Rechtbank Midden-Nederland 27 oktober 2023, ECLI:NL:RBMNE:2023:7231, Rechtbank Midden-Nederland 8 november 2023, ECLI:NL:RBMNE:2023:7677 en Rechtbank Gelderland 29 november 2023, ECLI:NL:RBGEL:2023:6453.
4.Uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 26 juli 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:2288 en de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 23 augustus 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3209 waarin uit de toegekende proceskostenvergoeding blijkt dat een wegingsfactor van 0,5 is toegepast.
5.Dit volgt uit artikel 8:41, zevende lid, van de Awb.