ECLI:NL:RBZWB:2024:9055

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
31 december 2024
Publicatiedatum
31 december 2024
Zaaknummer
10981855 \ CV EXPL 24-928 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Ebben
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van een factuur en verrekening in een civiele procedure tussen een V.O.F. en een B.V.

In deze civiele procedure, behandeld door de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, staat de vraag centraal of DMG Keukens nog een bedrag van € 14.000,00 aan de V.O.F. moet betalen. De V.O.F. heeft deze vordering ingesteld naar aanleiding van verrichte werkzaamheden, terwijl DMG Keukens zich op verrekening beroept. De kantonrechter oordeelt dat de V.O.F. geen partij is geworden bij een bonusafspraak die tussen DMG Keukens en een andere vennootschap is gemaakt, en dat er geen sprake is van misbruik van identiteitsverschil tussen de V.O.F. en de B.V. die eerder de werkzaamheden uitvoerde. De kantonrechter wijst de vordering van de V.O.F. toe en veroordeelt DMG Keukens tot betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met wettelijke handelsrente en buitengerechtelijke incassokosten. In reconventie wordt de vordering van DMG Keukens afgewezen, omdat er geen vordering was die gecedeerd kon worden. De proceskosten worden toegewezen aan de V.O.F. en de uitspraak is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Breda
Zaaknummer: 10981855 \ CV EXPL 24-928
Vonnis van 31 december 2024
in de zaak van
[V.O.F.],
te [plaats] ,
eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie,
hierna te noemen: [V.O.F.] ,
gemachtigde: mr. J.H. Hommel,
tegen
DE KEUKENMAN B.V., H.O.D.N. DMG KEUKENS,
te Waalwijk,
gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: DMG Keukens,
gemachtigde: mr. W.A.T. Wieland.

1.De zaak in het kort

1.1.
Het gaat in deze zaak over de vraag of partijen nog geld van elkaar tegoed hebben. De kantonrechter is van oordeel dat DMG Keukens nog een bedrag aan [V.O.F.] moet betalen en dat [V.O.F.] geen bedrag aan DMG Keukens hoeft te betalen. Hieronder zal worden uitgelegd hoe de kantonrechter tot dit oordeel is gekomen.

2.Hoe de procedure is verlopen

In conventie en in reconventie
2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 29 mei 2024;
- de aanvullende producties 13 tot en met 16, 17, 18A tot en met 18C en 19 van DMG Keukens;
- de conclusie van antwoord in reconventie met productie 7;
- de akte vermindering van eis van DMG Keukens;
- de mondelinge behandeling van 6 september 2024 waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt en waarbij DMG Keukens spreekaantekeningen heeft overgelegd.
2.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
3. Van welke feiten de kantonrechter uitgaat
In conventie en in reconventie
3.1.
[V.O.F.] is op 1 september 2020 opgericht en legt zich toe op de verbouwing van onder meer showroombadkamers en -keukens.
3.2.
De vennoten van [V.O.F.] zijn [naam 1] , [naam 2] , [naam 3] en [naam 4] .
3.3.
[naam 1] is enig aandeelhouder van [B.V. 1] (hierna: [B.V. 1] ). [naam 1] en [naam 3] zijn allebei zelfstandig bestuurder van [B.V. 1] . [B.V. 1] verricht managementactiviteiten.
3.4.
[B.V. 1] is enig aandeelhouder en bestuurder van [B.V. 2] (hierna: [B.V. 2] ). [B.V. 2] verricht vergelijkbare activiteiten als [V.O.F.] .
3.5.
[B.V. 2] en [V.O.F.] hebben werkzaamheden voor DMG Keukens verricht. In eerste instantie werden de opdrachten verstrekt aan [B.V. 2] . Na de oprichting van [V.O.F.] werden alle opdrachten vanuit DMG Keukens verstrekt aan [V.O.F.] .
3.6.
[V.O.F.] heeft voor de door haar verrichte werkzaamheden aan DMG Keukens onder meer op 30 juni 2023 een factuur gestuurd van € 14.000,00.
3.7.
Citrap Inkoop B.V. (hierna: Citrap) maakt, net als DMG Keukens, onderdeel uit van het concern van De Mandemakers Groep B.V. (hierna: DMG). Citrap heeft bij [B.V. 2] bedragen aan bonus in rekening gebracht. De factuur van 6 mei 2023 voor bonus 1e kwartaal 2023 van € 25.926,44 exclusief btw en de factuur van 12 oktober 2023 voor bonus 2e en 3e kwartaal 2023 van € 27.875,02 exclusief btw zijn niet betaald. De andere facturen waarbij bonussen in rekening zijn gebracht, zijn wel betaald.
3.8.
Partijen hebben over de onder 3.6. en 3.7. genoemde facturen gecorrespondeerd.

4.Waar de kantonrechter over moet oordelen

In conventie
4.1.
[V.O.F.] vordert - samengevat - veroordeling van DMG Keukens tot betaling van € 14.000,00, te vermeerderen met rente en kosten.
4.2.
DMG Keukens voert verweer en concludeert tot niet-ontvankelijkverklaring van [V.O.F.] in haar vorderingen, althans deze af te wijzen, met veroordeling van [V.O.F.] in de proceskosten.
4.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.
In reconventie
4.4.
DMG Keukens vordert na eisvermindering - samengevat - veroordeling van [V.O.F.] tot betaling van € 16.748,46 exclusief btw, te vermeerderen met rente en kosten.
4.5.
[V.O.F.] voert verweer en concludeert tot niet-ontvankelijkverklaring van DMG Keukens in haar vorderingen, althans deze af te wijzen, met veroordeling van DMG Keukens in de proceskosten.
4.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

5.Hoe de kantonrechter oordeelt

In conventie
5.1.
[V.O.F.] vordert betaling van € 14.000,00 voor verrichte werkzaamheden.
5.2.
DMG Keukens betwist de verschuldigdheid van de facturen niet maar beroept zich op verrekening. Zij stelt dat Citrap een vordering had op [V.O.F.] , dat DMG Keukens na de verrekening in de zaak van [V.O.F.] tegen DMG Meubelen (bekend onder zaaknummer 10981922 \ CV EXPL 24-929) de resterende vordering via cessie van DMG Meubelen heeft overgenomen en dat de factuur van [V.O.F.] hiermee is voldaan.
5.3.
[V.O.F.] betwist dat Citrap een vordering had op [V.O.F.] . Van een cessie kan daarom geen sprake zijn en daarmee ook niet van een verrekening.
Partij bij de bonusafspraak
5.4.
DMG Keukens stelt allereerst dat Citrap een vordering had op [V.O.F.] omdat [V.O.F.] partij is geworden bij de bonusafspraak tussen [B.V. 2] en DMG. [V.O.F.] betwist dat zij partij is geworden bij een bonusafspraak.
5.5.
Tussen partijen is niet (meer) in geschil dat de heer [naam 1] (indirect bestuurder van [B.V. 2] en één van de vennoten van [V.O.F.] ) met DMG een bonusafspraak heeft gemaakt. Die afspraak hield in dat [V.O.F.] over de omzet die door haar werd behaald met de opdrachten vanuit DMG een bonus moet betalen. Omdat [V.O.F.] op het moment dat de afspraak werd gemaakt nog niet was opgericht, kan het niet anders dan dat [naam 1] die afspraak namens [B.V. 2] heeft gemaakt.
5.6.
Partijen zijn het er niet over eens of [V.O.F.] partij is geworden bij de bonusafspraak. Of dit zo is, hangt af van wat partijen daarover ten opzichte van elkaar hebben verklaard en wat zij over en weer uit elkaars verklaringen en gedragingen hebben afgeleid en redelijkerwijs mochten afleiden. [1] Daarbij moeten alle omstandigheden van het geval worden betrokken. Zoals bijvoorbeeld de omstandigheid hoe er in werkelijkheid is gehandeld/uitvoering is gegeven aan wat er is afgesproken.
5.7.
Bij de beoordeling van de vraag of [V.O.F.] partij is geworden bij de bonusafspraak gaat de kantonrechter uit van de volgende feiten en omstandigheden. Na de oprichting van [V.O.F.] zijn alle opdrachten vanuit DMG aan [V.O.F.] verstrekt en niet meer aan [B.V. 2] . De bonus is vanaf toen berekend over de omzet die [V.O.F.] behaalde met de opdrachten vanuit DMG. Dit gebeurde aan de hand van omzetgegevens/mutatiekaarten die ieder kwartaal vanuit het gezamenlijke e-mailadres van [B.V. 2] en [V.O.F.] aan Citrap (die de facturering van de bonus verzorgde) zijn toegezonden. Een aantal van die e-mails is ondertekend namens “ [V.O.F.] ”. Ook is er per e-mail namens “ [V.O.F.] ” verzocht om het vastleggen van de bonusafspraak. Citrap heeft de facturen tot en met het derde kwartaal van 2020 gericht aan “ [V.O.F.] ” en vanaf de kwartalen daarna steeds aan “ [B.V. 2] ”. In eerste instantie zijn deze gestuurd naar het adres waar [B.V. 2] statutair is gevestigd en later naar het gezamenlijke e-mailadres van [B.V. 2] en [V.O.F.] . De facturen zijn, behalve die van 6 mei 2023 en 12 oktober 2023, betaald. De facturen van 24 augustus 2021, 18 juli 2022 en 31 december 2022 zijn betaald door [V.O.F.] en de overige facturen door [B.V. 2] . Over de bonusafspraak is na de oprichting van [V.O.F.] jaarlijks overleg geweest, telkens met [naam 1] .
5.8.
Naar het oordeel van de kantonrechter heeft DMG Keukens uit de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden redelijkerwijs niet mogen afleiden dat [V.O.F.] partij is geworden bij de bonusafspraak. Dat [V.O.F.] drie bonusfacturen heeft betaald, betekent niet meteen dat [V.O.F.] ook als schuldenaar heeft te gelden. Een verbintenis kan namelijk in beginsel door een ander dan de schuldenaar worden nagekomen [2] . Feit is dat ook nadat alle opdrachten door DMG aan [V.O.F.] zijn verstrekt de bonus doorgaans is betaald door [B.V. 2] . De betaling is dus niet gewijzigd. Ook de omstandigheid dat er in de communicatie geen duidelijk onderscheid was tussen [V.O.F.] en [B.V. 2] en dat [V.O.F.] van de bonusafspraak heeft geprofiteerd, is onvoldoende voor de conclusie dat [V.O.F.] partij is geworden bij de bonusafspraak [3] .
Misbruik van identiteitsverschil
5.9.
DMG Keukens stelt subsidiair dat Citrap een vordering had op [V.O.F.] omdat sprake is van misbruik van identiteitsverschil tussen [V.O.F.] en [B.V. 2] . Ter onderbouwing daarvan heeft DMG Keukens in randnummer 24 van de spreekaantekeningen een aantal factoren opgesomd, zoals het verrichten van gelijksoortige werkzaamheden, het gebruikmaken van dezelfde website, e-mailadres, e-mailhandtekening, telefoonnummer en de doorlopende factuurnummering. DMG Keukens stelt dat sprake is van misbruik omdat de activiteiten door [B.V. 2] zijn beëindigd en voortgezet in [V.O.F.] kennelijk met als oogmerk benadeling van Citrap in haar mogelijkheden om aanspraak te maken op de bonusbetaling. [V.O.F.] is daarom (mede) aansprakelijk voor de hieruit voortvloeiende schade voor DMG Keukens/Citrap, waarbij de door DMG Keukens geleden schade gelijk dient te worden gesteld aan de onbetaalde bonusfacturen. [V.O.F.] voert tegen dit alles verweer.
5.10.
Het is vaste rechtspraak dat degene die (volledige of overheersende) zeggenschap heeft over twee (of meer) rechtspersonen onrechtmatig kan handelen door misbruik te maken van het identiteitsverschil tussen deze rechtspersonen als hij zodanig misbruik heeft beoogd [4] . Van misbruik is bijvoorbeeld sprake indien de activiteiten door een vennootschap zijn beëindigd en zijn voortgezet in een andere onderneming met als oogmerk schuldeisers van eerstgenoemde entiteit te benadelen. DMG Keukens stelt dat de activiteiten bij [V.O.F.] zijn ondergebracht kennelijk met als oogmerk benadeling van Citrap in haar mogelijkheden om aanspraak te maken op de bonusbetaling. De kantonrechter is van oordeel dat DMG Keukens onvoldoende heeft gesteld waaruit blijkt dat dat het oogmerk was. Het enkele feit dat de opdrachten werden ondergebracht bij [V.O.F.] (die dus de betaling van DMG Keukens zou ontvangen), terwijl de verplichting tot het betalen van de bonus bij [B.V. 2] bleef, is onvoldoende om het oogmerk van benadeling aan te nemen. Bovendien zijn de opdrachten eind 2020 bij [V.O.F.] ondergebracht en zijn de bonusfacturen, met uitzondering van die van 6 mei 2023 en 12 oktober 2023, gewoon betaald. Als het oogmerk benadeling van Citrap was geweest, dan had het voor de hand gelegen dat de bonusfacturen kort na het onderbrengen van de opdrachten bij [V.O.F.] al niet meer zouden zijn betaald. Maar dat is dus niet het geval. Opgemerkt wordt nog dat de betaling van de aan [V.O.F.] verstrekte opdrachten was ondergebracht bij DMG Keukens en het incasseren van de met die opdrachten gemoeide bonus bij Citrap, ook bij verschillende entiteiten dus. Dit maakt niet meteen dat sprake zou zijn van misbruik.
5.11.
De conclusie is dat geen sprake is (geweest) van misbruik van een tussen [B.V. 2] en [V.O.F.] bestaand identiteitsverschil.
Hoofdsom
5.12.
Op grond van het voorgaande moet worden geconcludeerd dat [V.O.F.] niet is gehouden tot betaling van de bonusfacturen. Omdat Citrap uit dien hoofde dus geen vordering had op [V.O.F.] kon zij ook geen vordering overdragen (cederen) aan DMG Keukens. De vordering van [V.O.F.] op DMG Keukens van € 14.000,00 voor verrichte werkzaamheden is daarom niet verrekend met bonusfacturen. Dit betekent dat DMG Keukens dat bedrag nog aan [V.O.F.] moet betalen. DMG Keukens zal daartoe worden veroordeeld.
Wettelijke handelsrente
5.13.
Omdat DMG Keukens de factuur niet tijdig heeft betaald, is zij in beginsel de wettelijke handelsrente verschuldigd. DMG Keukens voert als verweer dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is indien zij met bijkomende kosten (de nevenvorderingen) zou worden geconfronteerd. Zij voert daarvoor aan dat [V.O.F.] niet kenbaar heeft gemaakt dat de cessie en/of verrekening niet geldig was. Dit verweer gaat alleen al niet op omdat de (niet rechtsgeldige) akte van cessie dateert van na de door [V.O.F.] uitgebrachte dagvaarding. De over de hoofdsom gevorderde wettelijke handelsrente zal dus worden toegewezen.
Buitengerechtelijke incassokosten
5.14.
[V.O.F.] vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Aan de wettelijke eisen voor een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is voldaan. De hoogte van de vordering zal worden getoetst aan het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit). Het gevorderde bedrag van € 915,00 komt overeen met het in het Besluit bepaalde tarief en zal daarom worden toegewezen.
Conclusie toe te wijzen bedrag
5.15.
Uit het voorgaande volgt dat in totaal het volgende bedrag wordt toegewezen:
- hoofdsom
14.000,00
- buitengerechtelijke incassokosten
915,00
+
totaal
14.915,00
Proceskosten
5.16.
DMG Keukens is grotendeels in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [V.O.F.] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
115,22
- griffierecht
1.409,00
- salaris gemachtigde
812,00
(2 punten × € 406,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
2.471,22
Uitvoerbaarverklaring bij voorraad
5.17.
[V.O.F.] vordert het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. DMG Keukens verweert zich daartegen en voert daartoe aan dat zij bij betaling aan [V.O.F.] een substantieel restitutierisico loopt.
5.18.
Bij de beoordeling van een vordering tot uitvoerbaarverklaring bij voorraad moeten de belangen van partijen worden afgewogen in het licht van de omstandigheden van het geval. Het belang van [V.O.F.] bij de door haar gevorderde uitvoerbaarverklaring bij voorraad is evident. DMG Keukens heeft haar stelling dat sprake is van een restitutierisico onderbouwd door te verwijzen naar de door haar overgelegde productie 19. Uit die productie volgt dat een derde een (aanzienlijke) vordering op [B.V. 2] zou hebben. Dat zegt echter niets over mogelijke liquiditeitsproblemen bij [V.O.F.] . [V.O.F.] heeft ook betwist dat daarvan sprake is. Dat er ten aanzien van [V.O.F.] sprake is van een restitutierisico is dus niet komen vast te staan. Van een belang dat zwaarder weegt dan het belang van [V.O.F.] bij de tenuitvoerlegging van dit vonnis is dan ook niet gebleken. De conclusie is dat de gevorderde uitvoerbaarverklaring bij voorraad zal worden toegewezen. Dit betekent dat de beslissing moet worden gevolgd, ook als één van partijen daartegen hoger beroep instelt. De beslissing van de kantonrechter geldt in dat geval totdat het gerechtshof een andere beslissing neemt.
In reconventie
5.19.
DMG Keukens vordert in reconventie het bedrag dat nog resteert aan de gecedeerde vordering (na verrekening in deze procedure en in de procedure bekend onder zaaknummer 10981922 \ CV EXPL 24-929). Hiervoor is geoordeeld dat Citrap geen vordering had op [V.O.F.] en dat zij dus ook geen vordering kon cederen aan DMG Keukens. De vordering van DMG Keukens zal daarom worden afgewezen. De nevenvorderingen volgen dat lot.
5.20.
DMG Keukens is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten betalen. Omdat de vorderingen van DMG Keukens samenhangen met de vorderingen van [V.O.F.] wordt er voor proceshandelingen één punt toegekend (de helft van het puntenaantal in conventie). De proceskosten van [V.O.F.] in reconventie worden daarom, rekening houdend met het geldelijk belang van de tegenvorderingen, vastgesteld op € 406,00 aan salaris gemachtigde.

6.De beslissing

De kantonrechter:
In conventie
6.1.
veroordeelt DMG Keukens om aan [V.O.F.] te betalen een bedrag van € 14.915,00, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW over € 14.000,00 vanaf 15 juli 2023 tot de dag van volledige betaling;
6.2.
veroordeelt DMG Keukens in de proceskosten van € 2.471,22, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als DMG Keukens niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend;
6.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
In reconventie
6.5.
wijst de vorderingen van DMG Keukens af;
6.6.
veroordeelt DMG Keukens in de proceskosten van € 406,00;
6.7.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. Ebben en in het openbaar uitgesproken op 31 december 2024.

Voetnoten

1.Hoge Raad 20 december 2019, ECLI:NL:HR:2019:2034.
2.Artikel 6:30 BW.
3.Zie ook Hoge Raad 29 oktober 2021: ECLI:NL:HR:2021:1615.
4.Zie Hoge Raad 13 oktober 2000, ECLI:NL:HR:2000:AA7480 en Hoge Raad 7 oktober 2016, ECLI:NL:HR:2016:2285.