RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
zaaknummers: BRE 23/925 AKW en 23/3501 AKW
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 27 december 2024 in de zaak tussen
[eiseres], uit [plaats], eiseres,
(gemachtigde: mr. J.H. Weermeijer),
de Raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank Utrecht(de Svb), verweerder,
(gemachtigde: mr. A. Marijnissen).
Inleiding
1.1.In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van eiseres tegen de besluiten op bezwaar van 20 december 2022 en 13 juli 2023. Deze besluiten hebben betrekking op de kinderbijslag over het 2e kwartaal 2020, het 3e kwartaal 2020 en het 1e kwartaal 2021.
1.2.De Svb heeft op de beroepen gereageerd met een verweerschrift.
1.3.De rechtbank heeft de beroepen op 30 mei 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van de Svb. Ter zitting heeft de gemachtigde van eiseres de rechtbank gewraakt en is de behandeling geschorst.
1.4.Op 13 juni 2024 heeft de wrakingskamer het wrakingsverzoek kennelijk ongegrond verklaard.
1.5.Op 12 november 2024 heeft de rechtbank de behandeling op zitting voortgezet. Hierbij waren aanwezig: de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van de Svb. De rechtbank heeft de uitspraaktermijn verlengd.
Totstandkoming van de besluiten
Feiten en omstandigheden
2. Eiseres ontving kinderbijslag voor haar kinderen [kind 1] en [kind 2]. Medio 2020 is de Svb een onderzoek gestart naar de werkzaamheden van de partner van eiseres. Daaruit bleek dat hij buiten Nederland als zelfstandige werkzaam is. De Svb heeft de kinderbijslag vervolgens opgeschort in afwachting van informatie van eiseres. Op 24 december 2020 heeft eiseres een formulier overgelegd. Hierop heeft zij aangegeven dat haar partner sinds 1 april 2019 in Luxemburg werkzaam is en daar ook woont. Met de brief van 11 januari 2021 heeft de Svb bij de Luxemburgse instantie informatie opgevraagd over de kinderbijslag.
2.1.Met het besluit van 11 januari 2021 heeft de Svb eiseres geïnformeerd over het informatieverzoek aan Luxemburg en meegedeeld dat de betaling van de kinderbijslag is stopgezet totdat een besluit kan worden genomen. Eiseres heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt. De Svb heeft dat bezwaar met het besluit van 9 maart 2021 ongegrond verklaard. Volgens de Svb is de kinderbijslag terecht stopgezet met ingang van 3e kwartaal 2020, omdat hangende het onderzoek naar de verzekering van de partner van eiseres nog niet vaststaat of er (aanvullend) recht op kinderbijslag bestaat.
2.2.Met het besluit van 2 april 2021 heeft de Svb gesteld dat, alhoewel het bezwaar tegen het besluit van 11 januari 2021 ongegrond is verklaard, er abusievelijk wel kinderbijslag is uitbetaald over het 3e en 4e kwartaal 2020 en het 1e kwartaal 2021. Nog niet bekend is of er recht bestaat op kinderbijslag en hoe hoog dat zal zijn. Hierover volgt nog een definitief besluit na ontvangst van informatie uit Luxemburg. De nu betaalde kinderbijslag is een voorschot. Er kan nog een nabetaling of terugvordering volgen.
Eiseres heeft ook tegen dit besluit bezwaar gemaakt. De Svb heeft dat bezwaar met het besluit van 9 juni 2021 ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het besluit van 9 juni 2021 beroep ingesteld bij deze rechtbank. Deze rechtbank heeft dat beroep op 30 november 2022 ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen de uitspraak van de rechtbank hoger beroep ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep (CRvB). De CRvB heeft dat hoger beroep op 17 juli 2024 niet-ontvankelijk verklaard, vanwege het ontbreken van procesbelang.Ten overvloede heeft de CRvB overwogen dat hij de rechtbank volgt in zijn inhoudelijk oordeel:
‘Niet in geschil is dat de partner van appellante in de kwartalen in geding woonde in Luxemburg en daar ook werkzaam was. Op grond van de door de rechtbank uiteengezette Europeesrechtelijke regels ging zijn recht op gezinsbijslagen uit Luxemburg voor het recht van appellante op kinderbijslag uit Nederland. De Svb diende eerst duidelijkheid te krijgen over eventuele betalingen uit Luxemburg voordat de hoogte van het recht van appellante vastgesteld kon worden. De uitbetaling van de kinderbijslag als voorschot op grond van artikel 4:95 van de Awb was dus terecht.’
2.3.Met het primaire besluit van 11 augustus 2022 (primair besluit I) heeft de Svb aan eiseres meegedeeld dat vanaf 1 juni 2020 de gezinsbijslag uit Luxemburg wordt afgetrokken van de Nederlandse gezinsbijslag, omdat haar partner in Luxemburg met ingang van 1 juni 2020 gezinsbijslag krijgt die vergelijkbaar is met de Nederlandse gezinsbijslag. Als gevolg daarvan moet eiseres een bedrag van € 1.148,53 aan teveel betaalde kinderbijslag voor [kind 1] en [kind 2] terugbetalen. Eiseres heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt.
2.4.Met de brief van 18 november 2020 heeft de Svb aan eiseres meegedeeld voornemens te zijn het primaire besluit te wijzigen en het terugvorderingsbedrag te bepalen op € 1.475,49.
2.5.Met het bestreden besluit van 20 december 2022 (bestreden besluit I) heeft de Svb het bezwaar van eiseres tegen primair besluit I ongegrond verklaard en beslist dat eiseres geen recht heeft op kinderbijslag over het 2e en 3e kwartaal 2020 en het 1e kwartaal 2021. Het teveel ontvangen bedrag aan kinderbijslag over deze kwartalen heeft de Svb vastgesteld op € 1.475,59.
2.6.Met het besluit van 23 december 2022 heeft de Svb aan eiseres meegedeeld dat zij teveel aanvulling heeft gekregen op de buitenlandse gezinsbijslag. Eiseres moet € 1.958,39 terugbetalen over de periode van het 2e kwartaal 2019 tot en met 4e kwartaal 2020.
2.7.Met het primaire besluit van 28 maart 2023 (primair besluit II) heeft de Svb gesteld dat eiseres € 3.433,88 teveel kinderbijslag heeft ontvangen en dat dit bedrag verrekend gaat worden met de Luxemburgse gezinsbijslag. Eiseres heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt.
2.8.Met het besluit op bezwaar van 6 juni 2023 heeft de Svb het bezwaar tegen primair besluit II niet-ontvankelijk verklaard, omdat niet tijdig de gronden van bezwaar zijn ingediend. Maar met het besluit van 21 juni 2023 heeft de Svb dit besluit ingetrokken. Met het besluit van 13 juli 2023 (bestreden besluit II) heeft de Svb het bezwaar van eiseres tegen het besluit van 6 juni 2023 (de rechtbank leest: 28 maart 2023) alsnog inhoudelijk beoordeeld en dat ongegrond verklaard.
2.9.De Svb heeft aan het bestreden besluit I ten grondslag gelegd dat in de EG-Verordening is geregeld welk land met voorrang de gezinsbijslag betaalt als er in twee landen recht bestaat. Als er in een land wordt gewerkt, gaat dat land voor. Als er in twee landen wordt gewerkt, gaat het woonland van het kind voor. Als de gezinsbijslag in het land dat niet met voorrang betaalt hoger is dan de gezinsbijslag in het andere land, dan vult het eerste land het verschil aan.
2.9.1.De vader van de kinderen van eiseres woont in Luxemburg en is daar werkzaam in de periode van 1 april 2019 tot en met 30 september 2020 en vanaf 1 januari 2021. De bedragen aan kinderbijslag voor [kind 1] en [kind 2] waarop recht bestaat in Luxemburg zijn hoger dan die in Nederland. Als gevolg daarvan heeft eiseres geen recht op Nederlandse kinderbijslag. Die heeft de Svb daarom met terugwerkende kracht herzien. De Svb stelt dat eiseres heeft kunnen begrijpen dat het werk van haar partner in Luxemburg gevolgen kan hebben voor haar recht op kinderbijslag. Dit is haar ook meegedeeld in het telefoongesprek op 8 september 2020. De Svb ziet dan ook geen reden om af te zien van herziening met terugwerkende kracht.
2.10.De Svb heeft aan het besteden besluit ten grondslag gelegd dat eiseres geen argumenten heeft aangevoerd tegen de wijze van terugbetalen. De Svb stelt dat de bezwaargronden uitsluitend betrekking hebben op het recht op kinderbijslag. De Svb gaat daar niet op in, omdat over het recht al met de besluiten van 20 december 2023 en 23 december 2022 is beslist. De argumenten die geen betrekking hebben op de wijze van terugbetaling laat de Svb buiten beschouwing. De Svb handhaaft daarom de beslissing van 28 maart 2023.