ECLI:NL:CRVB:2024:1437

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
17 juli 2024
Publicatiedatum
19 juli 2024
Zaaknummer
23/87 AKW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het hoger beroep inzake de uitbetaling van kinderbijslag als voorschot

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 17 juli 2024 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de beslissing van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. Appellante ontving kinderbijslag voor haar twee kinderen, maar de Sociale verzekeringsbank (Svb) had deze uitbetaling voor drie kwartalen als voorschot gedaan. Dit gebeurde omdat er een onderzoek liep naar de gezinsbijslagen die de partner van appellante mogelijk ontving. Na het onderzoek heeft de Svb een definitief besluit genomen over de hoogte van de kinderbijslag, waardoor appellante geen belang meer had bij een beoordeling van het voorschotbesluit. De Raad verklaarde het hoger beroep niet-ontvankelijk, omdat appellante geen procesbelang meer had bij de uitspraak over het voorschot. De Raad bevestigde dat de uitbetaling als voorschot terecht was, gezien de omstandigheden en de regelgeving omtrent voorschotten in de Algemene wet bestuursrecht. Appellante kreeg geen vergoeding voor proceskosten en het griffierecht werd niet teruggegeven.

Uitspraak

23/87 AKW
Datum uitspraak: 17 juli 2024
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 30 november 2022, 21/2663 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
SAMENVATTING
De kinderbijslag aan appellante is voor drie kwartalen door de Svb als voorschot uitbetaald, omdat onderzocht moest worden of de partner van appellante gezinsbijslagen uit [plaatsnaam] ontving en zo ja, tot welke hoogte. Naderhand is een definitief besluit genomen over de hoogte van de kinderbijslag over deze kwartalen. Appellante heeft daarom geen belang meer bij een beoordeling van het voorschotbesluit. De Raad verklaart het hoger beroep nietontvankelijk.

PROCESVERLOOP

Namens appellante heeft mr. J.H. Weermeijer hoger beroep ingesteld. De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 5 juni 2024. Namens appellante is mr. Weermeijer verschenen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door drs. W. van den Berg.

OVERWEGINGEN

Inleiding

1. Bij de beoordeling van het hoger beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.
1.1.
Appellante ontving voor haar twee kinderen kinderbijslag op grond van de AKW. [1] De Svb heeft appellante om informatie gevraagd ter controle van haar recht hierop. In de door de Svb op 24 december 2020 ontvangen informatie geeft appellante aan dat haar partner vanaf 1 april 2019 in [plaatsnaam] werkt en woont. Op 11 januari 2021 heeft de Svb aan het [plaatsnaam] zusterorgaan om informatie gevraagd over mogelijke betalingen van gezinsbijslagen aan de partner van appellante. In een brief van dezelfde datum heeft de Svb appellante laten weten dat de uitbetaling van de kinderbijslag tijdelijk is stopgezet, totdat er duidelijkheid van het [plaatsnaam] orgaan is gekregen. Op 14 januari 2021 heeft het [plaatsnaam] orgaan de gevraagde informatie aan de Svb verstrekt.
1.2.
Appellante heeft op 20 januari 2021 de Svb verzocht de uitbetaling van de kinderbijslag te hervatten. Deze brief is door de Svb opgevat als een bezwaarschrift tegen het besluit van 11 januari 2021 over de schorsing van de uitbetaling van de kinderbijslag. In een besluit van 9 maart 2021 is het bezwaar door de Svb ongegrond verklaard.
1.3.
In reactie op een brief namens appellante heeft de Svb haar op 2 april 2021 laten weten dat de kinderbijslag voor het derde en vierde kwartaal van 2020 en het eerste kwartaal van 2021 abusievelijk wel aan haar is uitbetaald. Dit is gebeurd in de vorm van een voorschot, omdat nog niet duidelijk is of ze recht heeft hierop en zo ja, tot welke hoogte. Hiervoor is informatie uit [plaatsnaam] nodig. Ze moet er rekening mee houden dat het definitieve bedrag hoger, lager of nihil kan zijn en dat de kinderbijslag dan kan worden herzien en teruggevorderd. In een besluit op bezwaar van 9 juni 2021 (bestreden besluit) is het bezwaar hiertegen ongegrond verklaard.
Uitspraak van de rechtbank
2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard en daarmee het bestreden besluit in stand gelaten.
Het standpunt van partijen
3.1.
Appellante is het met de uitspraak van de rechtbank niet eens. Zij stelt dat de kinderbijslag niet als voorschot had mogen worden uitbetaald.
3.2.
De Svb stelt dat de uitbetaling van de kinderbijslag als voorschot terecht was.

Het oordeel van de Raad

4.1.
De Raad beoordeelt of de rechtbank terecht het bestreden besluit tot uitbetaling van de kinderbijslag over het derde en vierde kwartaal van 2020 en het eerste kwartaal van 2021 als voorschot, in stand heeft gelaten.
4.2.
Artikel 4:95 van de Awb [2] regelt de bevoegdheid van een bestuursorgaan om – kort samengevat – vooruitlopend op de vaststelling van recht op kinderbijslag een voorschot te verlenen indien redelijkerwijs kan worden aangenomen dat een verplichting tot betaling zal worden vastgesteld. Betaalde voorschotten worden verrekend met de te betalen kinderbijslag. Onverschuldigd betaalde voorschotten kunnen worden teruggevorderd, aldus artikel 4:95 van de Awb. De toekenning van een voorschot heeft dus een voorlopig karakter. Bij de uiteindelijke vaststelling van het recht op kinderbijslag is de Svb niet gebonden aan het besluit over het voorschot, zo volgt uit artikel 4:95 van de Awb.
4.3.
Uit de gedingstukken blijkt dat op 11 augustus 2022 door de Svb een definitief besluit is genomen over de hoogte van de kinderbijslag in de drie kwartalen in geding. Dit besluit gaat over de uiteindelijke vaststelling van het recht. Gelet op dit besluit dient de vraag te worden beantwoord of appellante, nog voldoende procesbelang heeft bij een uitspraak over de uitbetaling van de kinderbijslag als voorschot.
4.4.
Volgens vaste rechtspraak van de Raad is sprake van voldoende procesbelang als het resultaat dat de indiener van het (hoger)beroepschrift met het indienen van het (hoger) beroep nastreeft daadwerkelijk kan worden bereikt en het realiseren van dat resultaat voor deze indiener feitelijk betekenis kan hebben. Het hebben van een louter formeel of principieel belang is onvoldoende voor het aannemen van voldoende procesbelang.
4.5.
Niet is gebleken dat appellante met het definitieve besluit over de hoogte van de kinderbijslag nog een processueel belang heeft bij een rechterlijke beoordeling van de aangevallen uitspraak over de uitbetaling van de kinderbijslag over het derde en vierde kwartaal van 2020 en het eerste kwartaal van 2021 als voorschot. Het hoger beroep van appellante zal om die reden niet-ontvankelijk worden verklaard.
4.6.
Ten overvloede overweegt de Raad dat hij de rechtbank volgt in zijn inhoudelijk oordeel. Niet in geschil is dat de partner van appellante in de kwartalen in geding woonde in [plaatsnaam] en daar ook werkzaam was. Op grond van de door de rechtbank uiteengezette Europeesrechtelijke regels ging zijn recht op gezinsbijslagen uit [plaatsnaam] voor het recht van appellante op kinderbijslag uit Nederland. De Svb diende eerst duidelijkheid te krijgen over eventuele betalingen uit [plaatsnaam] voordat de hoogte van het recht van appellante vastgesteld kon worden. De uitbetaling van de kinderbijslag als voorschot op grond van artikel 4:95 van de Awb was dus terecht.

Conclusie en gevolgen

4.7.
Het hoger beroep is niet-ontvankelijk.
5. Appellante krijgt daarom geen vergoeding voor haar proceskosten. Zij krijgt ook het betaalde griffierecht niet terug.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door M.L. Noort, in tegenwoordigheid van C.K. Teunissen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 17 juli 2024.
(getekend) M.L. Noort
(getekend) C.K. Teunissen

Voetnoten

1.Algemene Kinderbijslagwet.
2.Algemene wet bestuursrecht.