ECLI:NL:RBZWB:2024:8926
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen naheffingsaanslag BPM en verzoek om immateriële schadevergoeding
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 23 december 2024, wordt het beroep van belanghebbende B.V. tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de belastingdienst behandeld. De inspecteur had op 13 april 2023 een naheffingsaanslag in de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (BPM) opgelegd van € 8.538, welke door belanghebbende werd betwist. De rechtbank heeft op 20 november 2024 de zaak behandeld, waarbij de gemachtigde van belanghebbende, mr. S.M. Bothof, en de inspecteur vertegenwoordigd door mr. [inspecteur 1] en mr. [inspecteur 2] aanwezig waren.
De rechtbank oordeelt dat de naheffingsaanslag terecht is opgelegd, maar dat belanghebbende recht heeft op een immateriële schadevergoeding van € 500 vanwege de overschrijding van de redelijke termijn van twee jaar voor de behandeling van het geschil. De rechtbank concludeert dat de afschrijving van de auto niet kan plaatsvinden aan de hand van de taxatiemethode, omdat het taxatierapport van belanghebbende gebreken vertoont. De rechtbank stelt vast dat de afschrijving moet worden bepaald aan de hand van de forfaitaire afschrijvingstabel, wat leidt tot een hogere verschuldigde BPM van € 11.260. De rechtbank laat de naheffingsaanslag in stand, maar kent wel een schadevergoeding toe voor de overschrijding van de redelijke termijn.
De uitspraak is openbaar gemaakt en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen. Belanghebbende kan binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch.