ECLI:NL:RBZWB:2024:8826

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
20 december 2024
Publicatiedatum
19 december 2024
Zaaknummer
23/3540
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen naheffingsaanslag Bpm door belanghebbende B.V. ongegrond verklaard

Op 20 december 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen belanghebbende B.V. en de inspecteur van de belastingdienst. De rechtbank beoordeelt het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 1 juni 2023, waarbij een naheffingsaanslag in de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (Bpm) van € 952 is opgelegd. De inspecteur handhaafde deze naheffingsaanslag na het ongegrond verklaren van het bezwaar van belanghebbende. De rechtbank heeft de zaak op 20 november 2024 behandeld, waarbij de gemachtigde van belanghebbende en twee inspecteurs aanwezig waren.

De rechtbank heeft vastgesteld dat belanghebbende op 3 december 2021 aangifte heeft gedaan voor de registratie van een Peugeot 3008 en een Bpm van € 766 heeft voldaan. De inspecteur heeft echter vastgesteld dat de auto een dieselmotor heeft, wat leidt tot een hogere Bpm van € 1.718. De rechtbank heeft de beroepsgronden van belanghebbende met betrekking tot de herleidingsmethode verworpen en de historische nieuwprijs vastgesteld op € 40.006, zoals door belanghebbende bepleit. De rechtbank concludeert dat de naheffingsaanslag terecht is opgelegd en dat belanghebbende niet in haar bewijslast is geslaagd om een hogere waardevermindering wegens schade aan te tonen.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst de verzoeken om terugbetaling van griffierecht en proceskosten af. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 23/3540

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 december 2024 in de zaak tussen

[belanghebbende] B.V., uit [plaats] , belanghebbende,

(gemachtigde: mr. S.M. Bothof),
en

de inspecteur van de belastingdienst, de inspecteur.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 1 juni 2023.
1.1.
De inspecteur heeft aan belanghebbende een naheffingsaanslag in de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (Bpm) opgelegd van € 952.
1.2.
De inspecteur heeft het bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaard. De inspecteur heeft daarbij de naheffingsaanslag gehandhaafd.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 20 november 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: als waarnemer van de gemachtigde mr. M.U. Sahin en namens de inspecteur mr. [inspecteur 1] en mr. [inspecteur 2] .

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of de inspecteur de naheffingsaanslag terecht en tot het juiste bedrag aan belanghebbende heeft opgelegd. De rechtbank doet dat aan de hand van de beroepsgronden van belanghebbende.
2.1.
De rechtbank is van oordeel dat het beroep ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Feiten

3. Belanghebbende heeft op 3 december 2021 aangifte gedaan ter zake van de registratie van een Peugeot 3008 1.2 Pure Tech Active SUV met [VIN-nummer] (de auto), en een bedrag aan Bpm voldaan van € 766. In de aangifte is vermeld dat de auto op benzine rijdt.
3.1.
Bij de aangifte is een taxatierapport gevoegd van [bedrijf] B.V. van 30 november 2021. Daarin is een handelsinkoopwaarde in onbeschadigde staat opgenomen van € 19.286, gebaseerd op een koerslijst van Eurotax. De taxateur heeft een schadebedrag van € 11.426 geconstateerd en daarvan € 8.227 als waardevermindering op de handelsinkoopwaarde in mindering gebracht. Daarnaast heeft hij een bedrag van € 964 wegens een schadeverleden op de handelsinkoopwaarde in mindering gebracht en de handelsinkoopwaarde in beschadigde staat vastgesteld op € 10.095.
3.2.
De inspecteur heeft op basis van de hem ter beschikking staande gegevens bij het opleggen van de naheffingsaanslag het standpunt ingenomen dat de historische bruto Bpm moet worden verhoogd omdat sprake is van een dieselmotor en geen benzinemotor. De verschuldigde Bpm bedraagt in dat geval € 1.718. Met dagtekening 2 september 2022 is aan belanghebbende daarom voor de auto een naheffingsaanslag opgelegd van € 952.

Overwegingen

4. Tussen partijen is in geschil of de zogenoemde herleidingsmethode kan worden toegepast. Verder is in geschil de hoogte van de historische nieuwprijs en de hoogte van de waardevermindering wegens schade.
4.1.
Tussen partijen is niet geschil dat de auto een dieselmotor heeft en als gevolg daarvan een hoger bedrag aan Bpm is verschuldigd dan op aangifte is voldaan.
Vooraf: artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht
4.2.
De rechtbank heeft geconstateerd dat bijlage 8 bij het verweerschrift van de inspecteur zwartgelakte passages bevat. Het betreft e-mailberichten met betrekking tot de hoorgesprekken en daarbij behorende stukken. Ter zitting hebben partijen toegelicht dat de zwartgelakte passages informatie over andere belastingplichtigen betreft, welke informatie niet relevant is voor de onderhavige zaak. Dat komt de rechtbank logisch voor. Gelet op de toelichting en het feit dat belanghebbende geen bezwaar heeft geuit tegen het inbrengen van de bijlage, ziet de rechtbank in dit geval geen aanleiding om aan de inbreng van die zwartgelakte passages gevolgen te verbinden.
Herleidingsmethode
4.3.
De beroepsgronden van belanghebbende met betrekking tot de zogenoemde herleidingsmethode slagen niet. De rechtbank verwijst hiervoor naar de uitspraak van Gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 14 april 2022 [1] en naar de conclusie van A-G Ettema van 22 december 2023 [2] .
Historische nieuwprijs
4.4.
De rechtbank stelt de historische nieuwprijs vast op € 40.006 zoals door belanghebbende bepleit en verwijst hiervoor naar hetgeen de Hoge Raad heeft bepaald in zijn arrest van 22 december 2023. [3]
Waardevermindering wegens schade en interne compensatie
4.5.
Voor het geval belanghebbende in het gelijk zou worden gesteld met betrekking tot de historische nieuwprijs, doet de inspecteur een beroep op interne compensatie. De inspecteur stelt zich op het standpunt dat ten onrechte een waardevermindering wegens schade in aanmerking is genomen, omdat uit de foto’s bij het taxatierapport van belanghebbende geen schade volgt. De inspecteur heeft geen hertaxatie laten verrichten.
4.6.
De rechtbank zal daarom de waardevermindering wegens schade beoordelen. De rechtbank stelt daarbij vast dat in dit geval de verhoging van de historische nieuwprijs slechts tot een vermindering van de naheffingsaanslag leidt als belanghebbende ten minste een bedrag van € 8.684 aan waardevermindering wegens schade(verleden) aannemelijk maakt. Naar het oordeel van de rechtbank is belanghebbende met haar taxatierapport en de foto’s niet in haar bewijslast geslaagd dat sprake is van (zoveel) meer dan normale gebruiksschade dat een zodanig bedrag aan waardevermindering wegens schade(verleden) gerechtvaardigd is.
4.7.
Het beroep van de inspecteur op interne compensatie slaagt. Bij het opleggen van de naheffingsaanslag is tot een te hoog bedrag rekening gehouden met een waardevermindering wegens schade.
Hoogte naheffingsaanslag
4.8.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is de naheffingsaanslag terecht en niet tot een te hoog bedrag aan belanghebbende opgelegd.

Conclusie en gevolgen

Het beroep is ongegrond. Belanghebbende krijg daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.J. Willems-Ruesink, rechter, in aanwezigheid van mr. R.J.M. de Fouw, griffier op 20 december 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch.