ECLI:NL:RBZWB:2024:8825
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen naheffingsaanslag Bpm en belastingrentebeschikking
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 20 december 2024, wordt het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de belastingdienst beoordeeld. De inspecteur had aan belanghebbende een naheffingsaanslag in de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (Bpm) opgelegd van € 4.701, met een belastingrente van € 33. Het bezwaar van belanghebbende werd door de inspecteur ongegrond verklaard. De rechtbank heeft het beroep op 20 november 2024 behandeld, waarbij de gemachtigde van belanghebbende, mr. S.M. Bothof, en de inspecteur vertegenwoordigd door mr. [inspecteur 1] en mr. [inspecteur 2] aanwezig waren.
De rechtbank oordeelt dat het beroep van belanghebbende op het vertrouwensbeginsel slaagt. De rechtbank stelt vast dat het tijdsverloop van meer dan tweeënhalf jaar tussen de controle van de auto en het opleggen van de naheffingsaanslag de indruk heeft gewekt dat er geen naheffingsaanslag meer zou worden opgelegd. Dit tijdsverloop, zonder communicatie van de inspecteur, is in dit geval te lang. De rechtbank vernietigt daarom de naheffingsaanslag en de belastingrentebeschikking.
Daarnaast heeft belanghebbende verzocht om een schadevergoeding vanwege de overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank concludeert dat de redelijke termijn met vijf maanden is overschreden en kent een schadevergoeding van € 500 toe, waarvan € 100 voor rekening van de inspecteur en € 400 voor rekening van de Staat. De rechtbank veroordeelt de inspecteur tot betaling van de proceskosten aan belanghebbende, die in totaal € 2.998 bedragen. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.