ECLI:NL:RBZWB:2024:8783

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
18 december 2024
Publicatiedatum
18 december 2024
Zaaknummer
24/1768 V
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Verzet
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van beroep inzake Woo-verzoek en misbruik van procesrecht

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 18 december 2024 uitspraak gedaan op het verzet van de opposant tegen een eerdere uitspraak van 23 juli 2024, waarin zijn beroep niet-ontvankelijk werd verklaard. De opposant, vertegenwoordigd door mr. H.H.M. Kirazli, had verzet aangetekend tegen deze beslissing, die betrekking had op zijn verzoeken op basis van de Wet open overheid (Woo). De rechtbank heeft het verzet behandeld op 14 november 2024, waarbij de opposant aanwezig was, maar de verweerder, de minister van Financiën, niet is verschenen.

De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat de eerdere uitspraak van 23 juli 2024 terecht was, omdat de opposant zijn bevoegdheid om beroep in te stellen misbruikte. De opposant had meerdere Woo-verzoeken ingediend, waarvan de rechtbank concludeerde dat deze niet afzonderlijk behandeld hoefden te worden. De rechtbank oordeelde dat de opposant een patroon vertoonde van het indienen van beroep kort na het verstrijken van beslistermijnen, wat duidt op misbruik van procesrecht. De opposant had ook geen overtuigende argumenten aangedragen die de conclusie van misbruik konden weerleggen.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het verzet ongegrond verklaard, waardoor de eerdere uitspraak van 23 juli 2024 in stand blijft. De rechtbank heeft geen hoger beroep tegen deze uitspraak toegestaan, en de beslissing is openbaar gemaakt op de website van de Rechtspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 24/1768 V

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 december 2024 op het verzet van

[opposant], uit [plaats], opposant [1]
(gemachtigde: mr. H.H.M. Kirazli),
tegen de uitspraak van de rechtbank van 23 juli 2024 in het geding tussen
opposant
en

de minister van Financiën, de minister.

Inleiding

1. Deze uitspraak op het verzet van opposant gaat over de uitspraak van de rechtbank van 23 juli 2024 waarin de rechtbank het beroep van opposant niet-ontvankelijk heeft verklaard.
1.1.
De rechtbank heeft het verzet op 14 november 2024 op zitting behandeld. Hieraan heeft deelgenomen: opposant. Verweerder is niet verschenen.

Beoordeling van het verzet

2. De rechtbank beoordeelt in deze uitspraak uitsluitend of in de uitspraak van
23 juli 2024 terecht is geoordeeld dat buiten redelijke twijfel [2] is dat het beroep niet-ontvankelijk is. Zij doet dit aan de hand van de gronden van het verzet. Aan de inhoud van de beroepsgronden komt de rechtbank in deze zaak pas toe als het verzet gegrond is.
De uitspraak van 23 juli 2024
3. De rechtbank heeft in de beroepszaak uitspraak gedaan zonder zitting. Dat mag de rechtbank als het eindoordeel buiten redelijke twijfel staat. De rechtbank heeft het beroep kennelijk niet-ontvankelijk geacht. De reden hiervoor is dat de rechtbank tot de conclusie is gekomen dat opposant zijn bevoegdheid om beroep in te stellen misbruikt als bedoeld in
artikel 3:13, gelezen in verbinding met artikel 3:15 van het BW.
4. Opposant voert, samengevat, tegen de uitspraak van de rechtbank aan dat elk verzoek op grond van de Wet open overheid (Woo) afzonderlijk moet worden behandeld. De reden dat hij Woo-verzoeken indient, is om informatie publiekelijk openbaar te krijgen om zo te kunnen controleren hoe wetgeving is ontwikkeld en tot stand gekomen. Opposant deelt de verkregen informatie met zijn volgers op social media en met journalisten. Ter zitting heeft opposant uitgelegd dat hij Woo-verzoeken indient over onderwerpen die jongeren raken. Opposant wil op de hoogte blijven van deze onderwerpen en hij wil anderen hierover informeren, zoals jongeren en journalisten. Op zitting heeft opposant stukken overgelegd waaruit blijkt dat hij informatie over een van zijn Woo-verzoeken heeft gedeeld met een journalist van RTL.
5.
Opposant heeft over ten minste 8 verschillende onderwerpen een vrij omvangrijk Woo-verzoek ingediend bij verschillende ministeries. Dat heeft inmiddels geleid tot 10 uitspraken van deze rechtbank. In de uitspraak van 4 juni 2024 met nummer ECLI:NL:RBZWB:2024:3642 heeft de rechtbank eerder al geoordeeld dat een beroep van opposant wegens misbruik van procesrecht niet ontvankelijk is. Tegen die uitspraak is, voor zover de rechtbank thans bekend, geen hoger beroep ingesteld.
5.1.
In de zaken is een patroon te zien dat opposant steeds korter na de beslistermijn een ingebrekestelling stuurt en direct na afloop van de daarin gestelde termijn van twee weken beroep instelt wegens het niet tijdig beslissen op het Woo-verzoek. In die beroepen maakt opposant ook aanspraak – en ondanks eerdere gemotiveerde afwijzingen herhaalt hij dat - op de volgens hem wel verschuldigde bestuurlijke dwangsom niet tijdig beslissen. Bovendienverzoekt hij om een korte nadere beslistermijn en een rechterlijke dwangsom, alsmede om vergoeding van proceskosten. Dat laatste verzoek heeft ook gespeeld in de zaak waarin ook op 4 juni 2024 uitspraak werd gedaan met nummer ECLI:NL:RBZWB:2024:3652, nadat (die) verweerder alsnog een besluit op het Woo-verzoek had genomen. Het beroep werd niet ingetrokken en namens eiser werd gevraagd om (ook) een veroordeling van de proceskosten ter zake van de zitting die werd gehouden nadat alsnog een besluit werd genomen.
5.2.
De verklaring dat verzoeker informatie openbaar wil krijgen om te kunnen controleren hoe wetgeving is ontwikkeld, biedt in de nu voorliggende zaak geen verklaring die afbreuk doet aan de conclusie dat hij misbruik van procesrecht maakt. Verzoeker diende een zeer omvangrijk verzoek in over een onderwerp waarvan het wetsontwerp nog in procedure is, zodat nog niet kan worden gesproken over “tot stand is gekomen” wetgeving. Een deel van de stukken die onder het bereik van het verzoek vallen moet bovendien al openbaar zijn en daarbij komt dat opposant weliswaar heeft gesteld dat hij verzoeken indient over onderwerpen die jongeren raken maar niet heeft gesteld dat dat ook voor dit onderwerp geldt.
Daarbij komt dat opposant, de dag nadat hij over het zeer omvangrijke Woo-verzoek een gesprek met verweerder had over het specificeren van zijn Woo-verzoek toch meteen beroep instelde, dat hij ook ter zake van dit verzoek een verzoek tot het vaststellen van een dwangsom wegens het niet tijdig beslissen bij verweerder heeft ingediend, dat zijn gemachtigde in het aanvullend beroepschrift de rechtbank heeft verzocht om een verhoogde dwangsom vast te stellen en dat hij verzoekt om een veroordeling van verweerder in de proceskosten en tot betaling van het griffierecht.

Conclusie en gevolgen

7. Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het verzet ongegrond verklaren. De Uitspraak van 23 juli 2024 blijft dan ook in stand.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het verzet ongegrond;
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.P. Broeders, rechter, in aanwezigheid van
mr. E.M.A. Vissers-van Es griffier, op 18 december 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen in de bodemzaak op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep.

Voetnoten

1.Met opposant wordt bedoeld de indiener van het verzetschrift.
2.Dit volgt uit artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).