ECLI:NL:RBZWB:2024:3642

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
4 juni 2024
Publicatiedatum
4 juni 2024
Zaaknummer
23/11766
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J. Josten
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een beroep tegen het niet tijdig beslissen op een Woo-verzoek met betrekking tot jeugdzorg

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 4 juni 2024, wordt het beroep van eiser beoordeeld dat hij op 9 december 2023 heeft ingesteld. Eiser stelt dat de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport niet tijdig heeft beslist op zijn verzoek op grond van de Wet open overheid (Woo) van 13 oktober 2023. De rechtbank heeft besloten het beroep versneld te behandelen en heeft op 14 mei 2024 een zitting gehouden waarbij de gemachtigde van eiser en twee vertegenwoordigers van de minister aanwezig waren.

Eiser had de minister verzocht om openbaarmaking van informatie over het financiële kader voor de Hervormingsagenda Jeugd en over maatregelen ter voorkoming van geweld in de jeugdzorg. De minister bevestigde de ontvangst van het verzoek, maar verlengde de beslistermijn en uiteindelijk stelde eiser de minister in gebreke. De rechtbank moet eerst beoordelen of het beroep ontvankelijk is, waarbij misbruik van recht een belangrijke overweging is. De rechtbank verwijst naar eerdere rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State over misbruik van recht en de voorwaarden waaronder een beroep niet-ontvankelijk kan worden verklaard.

De rechtbank concludeert dat eiser zijn bevoegdheid om beroep in te stellen heeft misbruikt. Eiser heeft in korte tijd meerdere Woo-verzoeken ingediend bij verschillende ministeries, zonder duidelijk belang of doel te stellen. De rechtbank oordeelt dat het lijkt alsof eiser enkel gericht is op het innen van een dwangsom, en niet op de inhoudelijke informatie die hij aanvraagt. Daarom verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk, wat betekent dat er geen inhoudelijke beoordeling van de zaak plaatsvindt.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/11766 WOO

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 4 juni 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats] , eiser,

gemachtigde: mr. H.H.M. Kirazli
en

De minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, de minister.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep dat eiser op 9 december 2023 heeft ingesteld omdat de minister volgens hem niet tijdig heeft beslist op zijn verzoek op grond van de Wet open overheid (Woo) van 13 oktober 2023.
1.1.
De rechtbank heeft besloten het beroep versneld te behandelen, onder toepassing van afdeling 8.2.3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank heeft het beroep op 14 mei 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiser en mr. E. van Brandwijk en mr. I.L.A. Walboomers namens de minister.

Beoordeling door de rechtbank

2. Eiser heeft op 13 oktober 2023 de minister het volgende verzocht:

“1. Graag vraag ik u om openbaarmaking van alle informatie (en dus ook communicatie met bijv. Vereniging van Nederlandse Gemeentes) over het principeakkoord van het financiële kader voor de Hervormingsagenda Jeugd die op 18-4-2023 is bereikt.

2. Het kabinet wil geweld in de jeugdzorg (jeugdhulp) voorkomen. Daarom deed Commissie De Winter onderzoek naar geweld in de Nederlandse jeugdzorg sinds 1945. De overheid erkent het leed dat slachtoffers hebben ervaren en neemt, samen met brancheorganisaties, maatregelen om geweld in de jeugdzorg in de toekomst zoveel mogelijk te voorkomen. Graag ontvang ik openbaarmaking van deze informatie over de maatregelen en alle communicatie met brancheorganisaties en gemeentes van 1 jan. 2019 tot 13 okt.2023”.

2.1.
De minister heeft op 13 oktober 2023 de ontvangst van het Woo-verzoek bevestigd.
2.2.
De minister heeft op 1 november 2023 de beslistermijn verlengd met twee weken.
2.3.
Op 25 november 2023 heeft eiser de minister in gebreke gesteld.
2.4.
Eiser heeft op 9 december 2023 beroep ingesteld tegen het uitblijven van een beslissing.
2.5.
De minister heeft op 12 januari 2024 een verweerschrift ingediend.
3. Voordat de rechtbank kan toekomen aan een inhoudelijke beoordeling van het beroep moet de rechtbank eerst uit eigen beweging (“ambtshalve”) beoordelen of het beroep ontvankelijk is. Een beroep is onder meer niet-ontvankelijk als sprake is van misbruik van recht.
4. Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: Afdeling) (zie onder meer de uitspraak van 27 december 2018, ECLI:NL:RVS:2018:4256) kan op grond van artikel 3:13, gelezen in verbinding met artikel 3:15 van het Burgerlijk Wetboek (BW) de bevoegdheid om bij de bestuursrechter beroep in te stellen niet worden ingeroepen voor zover deze bevoegdheid wordt misbruikt. Deze artikelen verzetten zich tegen inhoudelijke behandeling van een bij de bestuursrechter ingesteld beroep dat misbruik van recht behelst en bieden een wettelijke grondslag voor niet-ontvankelijkverklaring van een zodanig beroep. Daartoe zijn zwaarwichtige gronden vereist, die onder meer aanwezig zijn als rechten of bevoegdheden zodanig evident zijn aangewend zonder redelijk doel of voor een ander doel dan waartoe zij zijn gegeven, dat het aanwenden van die rechten of bevoegdheden blijk geeft van kwade trouw.
4.1.
Dit uitgangspunt geldt ook voor verzoeken op grond van de Woo. Het aantal malen dat een bepaald recht of een bepaalde bevoegdheid wordt aangewend, kan in combinatie met andere omstandigheden bijdragen aan de conclusie dat sprake is van misbruik van recht (zie uitspraak van de Afdeling van 9 september 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2163).
4.2.
Een indiener van een Woo-verzoek hoeft bij zijn verzoek geen belang te stellen. Dat laat onverlet dat de bevoegdheid tot het indienen van zo’n verzoek met een bepaald doel is toegekend, namelijk dat in beginsel een ieder kennis kan nemen van overheidsinformatie (uitspraak van de Afdeling van 18 februari 2015, ECLI:NL:RVS:2015:426). Nu misbruik van recht zich kan voordoen indien een bevoegdheid wordt aangewend voor een ander doel dan waarvoor zij is gegeven, kan het doel van een Woo-verzoek relevant zijn om te beoordelen of misbruik van recht heeft plaatsgevonden (zie uitspraak van de Afdeling van 21 maart 2018, ECLI:NL:RVS:2018:974). Bij de beantwoording van de vraag of sprake is van misbruik van recht wordt ook het eerdere (procedeer)gedrag van een verzoeker betrokken (uitspraak van de Afdeling van 11 juli 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2291).
4.3.
Naar het oordeel van de rechtbank doen zich in dit geval zwaarwichtige gronden als bedoeld in 4. voor.
4.4.
Eiser heeft (in korte tijd) niet alleen een Woo-verzoek over jeugdzorg gedaan bij het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS). Gebleken is dat hij bij het ministerie van VWS ook Woo-verzoeken heeft gedaan met betrekking tot corona en vapes/e-sigaretten. Daarnaast heeft eiser Woo-verzoeken ingediend bij het ministerie van Economische Zaken en Klimaat (over de klimaatcampagne “Zet ook de knop op”), het ministerie van Financiën (over de nieuwe witwaswet), het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (over wegwerpplastic) en bij het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (over stikstof). Het gaat om omvangrijke verzoeken. Kort na afloop van de beslistermijn stuurt eiser een ingebrekestelling. Zo ook in deze zaak. In zijn beroepschrift van 9 december 2023 geeft hij niet aan waarom hij de informatie nodig heeft. Eiser noemt, net als in andere zaken, enkel dat de wettelijke beslistermijn is verlopen en ziet graag een prikkel in de vorm van een dwangsom.
4.5.
Ook op zitting is niet duidelijk geworden wat eiser, die volgens zijn gemachtigde in het dagelijks leven DJ is en evenementen in Nederland en Spanje organiseert, met zijn Woo-verzoek in deze zaak (over jeugdzorg) beoogt. Eiser is niet verschenen en heeft ervoor gekozen om in Spanje te blijven. Zijn gemachtigde heeft evenmin duidelijk kunnen maken waarom eiser dit verzoek heeft ingediend. Gelet op de handelwijze van eiser is de rechtbank van oordeel dat het eiser enkel gaat om het innen van een dwangsom.
4.6.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser zijn bevoegdheid om beroep in te stellen misbruikt als bedoeld in artikel 3:13, gelezen in verbinding met artikel 3:15 van het BW.

Conclusie

5. De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk. De rechtbank komt daarom niet toe aan een inhoudelijke beoordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep tegen het niet tijdig beslissen op het verzoek van 13 oktober 2023 niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. Josten, rechter, in aanwezigheid van mr. Vermunt, griffier, op 4 juni 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.