In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 31 december 2024, wordt het beroep van eiser tegen de voortzetting van zijn uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) beoordeeld. Eiser, die door het UWV als 52,97% arbeidsongeschikt is aangemerkt, heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van het UWV dat zijn uitkering niet wijzigt, ondanks dat hij meer arbeidsongeschikt is dan voorheen. De rechtbank heeft het beroep op 9 november 2023 behandeld, waarbij partijen hun standpunten hebben toegelicht. De rechtbank heeft het onderzoek geschorst om nadere informatie in te winnen bij de behandelend oogarts van eiser. Op 15 januari 2024 heeft de oogarts aanvullende informatie verstrekt, waarop partijen hebben gereageerd. De rechtbank heeft vervolgens het onderzoek gesloten.
De rechtbank oordeelt dat het UWV terecht heeft gesteld dat eiser volledig, maar niet duurzaam arbeidsongeschikt is. Dit oordeel is gebaseerd op de medische beoordeling van het UWV, die concludeert dat er een reële kans op verbetering van de belastbaarheid bestaat door een mogelijke operatie aan het rechter oog van eiser. De rechtbank erkent de zorgen van eiser over de risico's van de operatie, maar stelt vast dat de kans op herstel niet uitgesloten is. Eiser heeft aangevoerd dat zijn klachten stationair zijn en dat hij niet kan worden verplicht tot een operatie, maar de rechtbank oordeelt dat de medische beoordeling van het UWV toereikend is en dat er voldoende grond is voor de conclusie dat verbetering van de belastbaarheid mogelijk is.
Daarnaast heeft eiser een verzoek tot schadevergoeding ingediend wegens overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. De rechtbank oordeelt dat de redelijke termijn is overschreden en kent eiser een schadevergoeding toe. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, maar veroordeelt het UWV en de Staat tot betaling van schadevergoeding en proceskosten aan eiser.