Op 16 december 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen [eiseres] B.V. en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Altena. Deze uitspraak is een vervolg op de tussenuitspraak van 5 juni 2024, waarin de rechtbank een motiveringsgebrek constateerde in het besluit van 12 december 2022, waarbij de omgevingsvergunning voor de huisvesting van arbeidsmigranten was geweigerd. In de tussenuitspraak werd het college de gelegenheid geboden om het motiveringsgebrek te herstellen. Op 8 juli 2024 heeft het college een nieuw besluit genomen, het herstelbesluit, waarin het bezwaar van eiseres opnieuw ongegrond werd verklaard met een aangepaste motivering.
De rechtbank heeft in deze einduitspraak vastgesteld dat het college in het herstelbesluit een inhoudelijke belangenafweging heeft gemaakt en dat deze afweging zorgvuldig is geweest. De rechtbank oordeelt dat het college de weigering van de omgevingsvergunning redelijkerwijs heeft kunnen handhaven, gezien het belang van eiseres en de reeds verleende vergunning voor een nabijgelegen locatie. De rechtbank heeft het beroep van eiseres tegen het herstelbesluit ongegrond verklaard en het beroep tegen het eerdere besluit niet-ontvankelijk verklaard. Tevens is het college veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eiseres.
De rechtbank benadrukt dat de belangen van eiseres voldoende zijn meegewogen in de besluitvorming, en dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die een andere uitkomst rechtvaardigen. De uitspraak is openbaar gemaakt en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.