Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 december 2024 in de zaak tussen
[belanghebbende] h.o.d.n. [bedrijfsnaam], uit [plaats], belanghebbende,
de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur,
de Staat (de Minister van Justitie en Veiligheid).
Inleiding
Beoordeling door de rechtbank
Feiten
Overwegingen
meer dan normale gebruiksschade heeft of niet voorkomt op een in de handel algemeen toegepaste koerslijst voor de inkoop van gebruikte motorrijtuigen door wederverkopers in Nederland; en
- voor het motorrijtuig een aantekening in het kentekenregister is of wordt geplaatst dat een verbod voor het rijden op de weg is of wordt opgelegd;
- voor het motorrijtuig een aantekening in het kentekenregister is of wordt geplaatst dat het motorrijtuig voorgoed buiten gebruik is of wordt gesteld;
- dat blijkt uit de aangifte, het taxatierapport of op het moment dat het motorrijtuig wordt getoond overeenkomstig het achtste lid; of
- dat anderszins blijkt.”
het gebruikworden belast. Eerst vanaf de dagtekening van de naheffingsaanslag (27 mei 2022) kon belanghebbende van de auto gebruik maken.
het gebruikvan de auto als belastbare feit voor de Bpm-heffing dient, geen steun vindt in de wettelijke bepalingen. Uit de inhoud van brief van de inspecteur van 8 april 2022 aan belanghebbende blijkt dat zodra het op aangifte Bpm-bedrag is ontvangen het fiscaal akkoord aan RDW wordt doorgegeven en dat ná verwerking door de RDW het kentekenbewijs door de RDW wordt afgegeven. Belanghebbende heeft de auto op 21 april 2022 verkocht aan een derde en uit de verkoopfactuur blijkt dat de auto al van een Nederlands kenteken is voorzien. Gelet op het voorgaande verwerpt de rechtbank het standpunt van belanghebbende dat recht bestaat op een extra leeftijdskorting.
Conclusie en gevolgen
Beslissing
- verklaart het beroep ongegrond;
- veroordeelt de inspecteur tot het betalen van een vergoeding van immateriële schade aan belanghebbende tot een bedrag van € 857,14;
- veroordeelt de Staat tot het betalen van een vergoeding van immateriële schade aan belanghebbende tot een bedrag van € 142,86;
- veroordeelt de inspecteur tot betaling van € 109,38 aan proceskosten aan belanghebbende;
- veroordeelt de Staat tot betaling van € 109,37 aan proceskosten aan belanghebbende.