ECLI:NL:RBZWB:2024:8616
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Veroordeling heffingsambtenaar in proceskosten na intrekking beroep WOZ
Op 16 december 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak BRE 23/10615, waarin belanghebbende, een inwoner van België, een verzoek indiende om veroordeling van de heffingsambtenaar van Sabewa Zeeland in de proceskosten. Dit verzoek volgde op de intrekking van zijn beroep tegen een besluit van de heffingsambtenaar, waarbij deze had aangegeven de aanslag forensbelasting over het belastingjaar 2022 tot nihil te verminderen. De rechtbank heeft de heffingsambtenaar in de gelegenheid gesteld om te reageren op het verzoek, maar deze heeft geen reactie gegeven. De rechtbank heeft vervolgens zonder zitting uitspraak gedaan op het verzoek om proceskostenveroordeling.
De rechtbank heeft het verzoek van belanghebbende om vergoeding van proceskosten als kennelijk gegrond toegewezen. Belanghebbende heeft recht op een vergoeding van zijn proceskosten in bezwaar en beroep, die door de heffingsambtenaar moet worden betaald. De rechtbank heeft vastgesteld dat belanghebbende recht heeft op een vergoeding van € 1.499 voor de rechtsbijstand door zijn gemachtigde, die een bezwaarschrift en een beroepschrift heeft ingediend. Daarnaast is de heffingsambtenaar verplicht om het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 50 te vergoeden. De rechtbank heeft de heffingsambtenaar veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan belanghebbende.
Deze uitspraak is gedaan door rechter J.P.A. Boersma, in aanwezigheid van griffier B.W. Liu, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl. Partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken na verzending van de uitspraak een verzetschrift in te dienen als zij het niet eens zijn met de uitspraak.