ECLI:NL:RBZWB:2024:8604
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de WOZ-waarde van een woning met ondergrondse afvalcontainer
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 16 december 2024, wordt het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar beoordeeld. De heffingsambtenaar had de waarde van de onroerende zaak, een twee-onder-één-kapwoning in [plaats], vastgesteld op € 262.000 per 1 januari 2022. Belanghebbende was het hier niet mee eens en stelde dat de waarde maximaal € 204.000 zou moeten zijn. De rechtbank heeft het beroep behandeld op 20 november 2024, waarbij de gemachtigde van belanghebbende en de heffingsambtenaar aanwezig waren.
De rechtbank concludeert dat de heffingsambtenaar de waarde van de woning niet te hoog heeft vastgesteld. De waarde is bepaald aan de hand van de vergelijkingsmethode, waarbij referentiewoningen zijn gebruikt die voldoende vergelijkbaar zijn met de woning van belanghebbende. De rechtbank oordeelt dat de heffingsambtenaar voldoende rekening heeft gehouden met de verschillen tussen de woningen en dat de gebruikte referentiewoningen geschikt zijn voor de onderbouwing van de WOZ-waarde.
Belanghebbende betwist de toegepaste waardering van de bijgebouwen en de invloed van de ondergrondse afvalcontainer op de waarde van de woning. De rechtbank oordeelt dat de afstand van de container tot de woning en het beperkte gebruik ervan door de omwonenden niet voldoende zijn om een waardedrukkend effect aan te nemen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, waardoor de WOZ-waarde en de aanslag onroerendezaakbelastingen gehandhaafd blijven. Belanghebbende krijgt geen vergoeding van griffierecht of proceskosten.