In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de last onder dwangsom om het agrarisch gebruik van gronden met een natuurbestemming te beëindigen. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda heeft op 20 april 2023 een last onder dwangsom opgelegd aan eiser, waarin hij wordt gelast het agrarisch gebruik van natuurgronden te beëindigen. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen deze last, maar het college heeft dit bezwaar ongegrond verklaard en de last in stand gelaten. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank.
De rechtbank heeft op 22 november 2024 de zaak behandeld, waarbij eiser werd bijgestaan door zijn dochter en zijn gemachtigde, terwijl het college en de buren ook vertegenwoordigd waren. De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden rondom het agrarisch gebruik van de gronden beoordeeld, evenals de toepasselijkheid van het overgangsrecht. Eiser stelde dat het gebruik van de gronden voor landbouwdoeleinden altijd is toegestaan en dat dit gebruik onder het overgangsrecht valt. De rechtbank oordeelde echter dat eiser er niet in is geslaagd om aannemelijk te maken dat het gebruik van de gronden vóór de peildatum van 20 november 2009 is aangevangen en sindsdien ongewijzigd is voortgezet.
De rechtbank concludeert dat het college op goede gronden heeft besloten handhavend op te treden en dat het beroep van eiser ongegrond is. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en er is geen aanleiding om het college te veroordelen in de proceskosten of teruggave van het griffierecht. De uitspraak is openbaar gemaakt op 17 december 2024.