In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 13 februari 2024, wordt het beroep van eiser beoordeeld, die stelt dat de Belastingdienst/Toeslagen niet tijdig heeft beslist op zijn bezwaar van 17 maart 2022 tegen de definitieve beschikking compensatie kinderopvangtoeslag van 9 februari 2022. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is en doet uitspraak zonder zitting, zoals toegestaan onder artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank stelt vast dat de Belastingdienst de beslistermijn heeft overschreden, aangezien deze uiterlijk op 27 juli 2022 had moeten beslissen. Eiser heeft de Belastingdienst op 6 april 2023 in gebreke gesteld, maar er is sindsdien geen nieuw besluit genomen.
De rechtbank legt de Belastingdienst op om binnen twee weken na verzending van deze uitspraak alsnog een besluit te nemen, maar overweegt dat een termijn van negen weken meer passend is gezien de omstandigheden. Tevens wordt er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. De rechtbank concludeert dat het beroep gegrond is, waardoor eiser recht heeft op vergoeding van het griffierecht en proceskosten, die in dit geval € 437,50 bedragen. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om verzet aan te tekenen tegen deze beslissing.