ECLI:NL:RBZWB:2024:8394

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
9 december 2024
Publicatiedatum
9 december 2024
Zaaknummer
02-044401-23
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zedenzaak met verkrachting en aanranding van kleinkinderen

Op 9 december 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zedenzaak tegen een grootvader die zich schuldig heeft gemaakt aan verkrachting en aanranding van zijn twee kleinzoons. De verdachte, geboren in 1947, heeft gedurende een periode van drie jaar seksuele handelingen gepleegd met zijn kleinzoon [slachtoffer 1], die op dat moment minderjarig was. Daarnaast heeft hij ook [slachtoffer 2] aangerand. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte een feitelijk overwicht had op beide jongens, die verstandelijk beperkt zijn en in een kwetsbare positie verkeerden. De rechtbank achtte de feiten wettig en overtuigend bewezen, met uitzondering van een vierde feit dat niet kon worden bewezen. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar, waarvan één jaar voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Tevens is er een contactverbod opgelegd met de slachtoffers. De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de psychische gevolgen voor de slachtoffers en de ernst van het misbruik. De benadeelde partijen hebben schadevergoedingen gevorderd, die door de rechtbank zijn toegewezen. De rechtbank benadrukte het belang van bescherming van kwetsbare jongeren tegen seksueel misbruik.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-044401-23
vonnis van de meervoudige kamer van 9 december 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag 1] 1947 te [geboorteplaats]
wonende te [woonadres]
raadsvrouw: mr. N.J.R.M. Elings, advocaat te Molenschot

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 25 november 2024, waarbij de officier van justitie mr. M.C. Fimerius en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering. De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1: [slachtoffer 1] heeft verkracht of ontuchtige handelingen met hem heeft gepleegd;
feit 2: [slachtoffer 1] heeft aangerand of ontuchtige handelingen met hem heeft gepleegd;
feit 3: [slachtoffer 2] heeft aangerand;
feit 4: kinderporno in zijn bezit heeft gehad.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht feit 1 primair, feit 2 primair en feit 3 wettig en overtuigend bewezen. Zij heeft vrijspraak gevorderd van feit 4 wegens gebrek aan bewijs.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging meent dat het primair en subsidiair tenlastegelegde onder de feiten 1 en 2 niet kan worden bewezen. Verdachte heeft weliswaar seksuele handelingen met [slachtoffer 1] gepleegd, maar niet toen [slachtoffer 1] minderjarig was. Verder ontkent verdachte dwang te hebben uitgeoefend.
De verdediging meent dat ook feit 3 niet kan worden bewezen. Verdachte heeft aan de penis van [slachtoffer 2] gezeten, maar dit had geen seksuele strekking. Dat zij zich tegelijkertijd hebben afgetrokken was iets van ‘mannen onder elkaar’ en wordt door verdachte niet als ontucht gezien. Een en ander is ook niet gebeurd onder dwang van verdachte.
Feit 4 kan volgens de verdediging niet worden bewezen wegens gebrek aan bewijs.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Algemeen
In het Nederlandse strafprocesrecht geldt de regel dat een veroordeling voor een strafbaar feit niet gebaseerd mag worden op één getuigenverklaring. Het gaat in zedenzaken echter vaak om handelingen waar maar twee mensen bij aanwezig zijn geweest: de verdachte en degene bij wie de verdachte strafbare handelingen zou hebben gepleegd. Indien de verdachte ontkent, is er maar één getuige van de handelingen, namelijk de aangever zelf. De Hoge Raad heeft beslist dat de hiervoor genoemde bewijsminimumregel geldt voor de gehele tenlastelegging/bewezenverklaring. Onderdelen daarvan mogen wel degelijk op één enkele getuigenverklaring berusten. Dat geldt volgens de Hoge Raad ook voor ten laste gelegde gedragingen. In een zedenzaak is dus in principe voor het bewijs van de seksuele handelingen of voor de dwang één getuigenverklaring genoeg, mits deze op bepaalde punten bevestigd wordt door andere bewijsmiddelen. Die moeten dan wel afkomstig zijn uit een andere bron. Bovendien mag het verband dat bestaat tussen de getuigenverklaring en het overige gebruikte bewijsmateriaal niet te ver verwijderd zijn (Vgl. Hoge Raad 15 mei 2018, ECLI:NL:HR:2018:717 en Hoge Raad 23 januari 2010, ECLI:NL:HR:2010:BK2094).
De seksuele handelingen met [slachtoffer 1]
Verdachte heeft bekend dat hij in zijn woning in [plaats 1] , in [plaats 2] en op de camping in [plaats 3] de aan hem verweten seksuele gedragingen heeft gepleegd met [slachtoffer 1] , met uitzondering van het brengen van zijn vinger in de anus van [slachtoffer 1] en het tongzoenen met [slachtoffer 1] . De rechtbank is van oordeel dat ook ten aanzien van deze laatste twee gedragin-gen aan het bewijsminimum is voldaan. Niet alleen heeft [slachtoffer 1] hierover consistent en gedetailleerd verklaard, maar ook past dit binnen het geheel van de feiten en omstandig-heden die uit het dossier naar voren komen en waar verdachte zelf over heeft verklaard. Verdachte heeft niet ontkend dat hij en [slachtoffer 1] samen in één bed sliepen waarbij zij (deels) naakt waren. Datzelfde geldt voor het knuffelen, het zoenen, het over en weer aftrekken en pijpen en het anaal penetreren van verdachte door [slachtoffer 1] . Al deze omstandigheden in onderlinge samenhang bezien, maken dat de rechtbank geen reden heeft om te twijfelen aan deze onderdelen van de verklaring van [slachtoffer 1] .
De seksuele handelingen met [slachtoffer 2]
De rechtbank acht op basis van de bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de aan hem verweten seksuele gedragingen met [slachtoffer 2] heeft gepleegd.
De rechtbank heeft geen redenen om te twijfelen aan wat [slachtoffer 2] hierover heeft verklaard. Zijn verklaringen zijn consistent en gedetailleerd. Verdachte verklaart dat hij de penis van [slachtoffer 2] enkel heeft aangeraakt omdat het velletje niet over zijn penis zou gaan. [slachtoffer 2] zou dit wellicht als aftrekken hebben kunnen opvatten. Deze lezing volgt de rechtbank niet. [slachtoffer 2] heeft hierover niets verklaard en het wordt ook niet ondersteund door enig ander stuk in het dossier. Daarnaast heeft verdachte een erectiepil aan [slachtoffer 2] heeft gegeven, wat er naar het oordeel van de rechtbank onmiskenbaar op duidt dat verdachte seksuele intenties had en dus het opzet op het plegen van handelingen met een seksueel karakter.
De uitgeoefende dwang
De rechtbank stelt op basis van de bewijsmiddelen vast dat bij [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] een verstandelijke beperking is vastgesteld en dat zij op hun zeventiende uit huis zijn geplaatst en apart van elkaar in twee verschillende wooninstellingen zijn terechtgekomen. Zij hadden het daar verre van naar hun zin. Beide ouders konden hen in de weekenden niet opvangen, zodat ze zowel in de weekenden als ook in de vakanties naar verdachte gingen. Zij hadden verder eigenlijk niemand anders. In die zin waren [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zeer kwetsbare jongens en erg afhankelijk van de zorg van verdachte, zijnde hun opa. De rechtbank stelt verder vast dat ten tijde van het seksuele misbruik sprake was van een leeftijdsverschil van meer dan 50 jaar tussen verdachte enerzijds en de twee jongens anderzijds. De rechtbank is van oordeel dat door een combinatie van deze feitelijkheden aangenomen kan worden dat sprake was van dwang, zoals bedoeld in de artikelen 242 en 246 van het Wetboek van Strafrecht.
Feit 1 primair, feit 2 primair en feit 3
De rechtbank acht op basis van de bewijsmiddelen en dat wat zij hiervoor heeft overwogen feit 1 primair, feit 2 primair en feit 3 wettig en overtuigend bewezen.
Feit 4
De rechtbank is met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat wettig en overtuigend bewijs voor het tenlastegelegde ontbreekt. Zij zal verdachte dan ook vrijspreken van feit 4.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
feit 1 primair
op tijdstippen in de periode [geboortedag 2] 2019 tot en met [geboortedag 2] 2022 te [plaats 1] , gemeente Altena en te [plaats 2] en te [plaats 3] , gemeente Emmen, door een andere feitelijkheid dan geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] , hebbende hij verdachte
- zich door die [slachtoffer 1] laten pijpen en
- zijn penis tegen de anus van [slachtoffer 1] geduwd
- een vinger in de anus van [slachtoffer 1] geduwd en
- die [slachtoffer 1] getongzoend
en bestaande die andere feitelijkheid hierin dat hij, verdachte
- een feitelijk overwicht op die [slachtoffer 1] had, gezien de verstandelijke beperking en kwetsbaarheid van die [slachtoffer 1] en
- het leeftijdsverschil en
- de relatie opa-kleinkind
feit 2 primair
op tijdstippen in de periode [geboortedag 2] 2019 tot en met [geboortedag 2] 2022 te [plaats 1] , gemeente Altena en te [plaats 2] en te [plaats 3] , gemeente Emmen door een andere feitelijk dan geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het plegen en dulden van ontuchtige handelingen, hebbende hij, verdachte
- die [slachtoffer 1] gepijpt en
- zijn penis tussen de billen en tegen de anus van die [slachtoffer 1] geduwd en
- die [slachtoffer 1] diens penis in zijn, verdachte anus laten duwen en
- zich door die [slachtoffer 1] laten aftrekken en
- die [slachtoffer 1] afgetrokken
en bestaande die andere feitelijkheid hierin dat hij, verdachte
- een feitelijk overwicht op die [slachtoffer 1] had, gezien de verstandelijke beperking en kwetsbaarheid van die [slachtoffer 1] en
- het leeftijdsverschil en
- de relatie opa-kleinkind
feit 3
op tijdstippen in de periode [geboortedag 2] 2020 tot en met 16 juni 2022 te [plaats 1] , gemeente Altena, door een andere feitelijk dan geweld [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot het plegen en dulden van ontuchtige handelingen, hebbende hij, verdachte
- die [slachtoffer 2] afgetrokken en
- die [slachtoffer 2] zichzelf laten aftrekken in zijn bijzijn
en bestaande die andere feitelijkheid hierin dat hij, verdachte
- een feitelijk overwicht op die [slachtoffer 2] had, gezien de verstandelijke beperking en kwetsbaarheid van die [slachtoffer 2] en
- het leeftijdsverschil en
- de relatie opa-kleinkind
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 4 jaar met aftrek van voorarrest. Zij heeft voorts om oplegging van een contactverbod met [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] verzocht in de vorm van een artikel 38v maatregel.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de rechtbank verzocht om rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en met de situatie waarbinnen de seksuele handelingen hebben plaatsgevonden.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan verkrachting en aanranding van zijn kleinzoon [slachtoffer 1] en aan aanranding van zijn kleinzoon [slachtoffer 2] . De verstandelijk beperkte broers werden op hun zeventiende jaar uit huis geplaatst bij wooninstellingen en verbleven vanaf dat moment in de weekenden en op hun vrije dagen steeds vaker bij verdachte. In plaats van een veilige thuishaven te zijn voor [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , koos verdachte ervoor om bij hen de intimiteit te zoeken die hij miste sinds het overlijden van zijn vrouw. Met [slachtoffer 1] vonden de seksuele handelingen gedurende drie jaar wekelijks plaats, waarbij ook sprake was van het bij elkaar seksueel binnendringen. Ook zocht verdachte seksueel genot bij [slachtoffer 2] . Beide jongens waren kwetsbaar en zochten vanzelfsprekend warmte, genegenheid en geborgen-heid bij verdachte, hun opa. De rechtbank vindt het buitengewoon kwalijk en onbegrijpelijk dat verdachte op een dergelijk ernstige wijze zijn kleinzoons heeft misbruikt, waarbij hij ook nog eens het in hem gestelde vertrouwen door de ouders van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft geschon-den.
Door het seksuele misbruik heeft verdachte op ernstige wijze de lichamelijke integriteit van de twee broers geschonden en hun normale en gezonde seksuele ontwikkeling doorkruist. Het is een feit van algemene bekendheid dat seksueel misbruik ernstige schade kan toebrengen aan de geestelijke gezondheid van een slachtoffer. Daarom is het van belang dat (kwetsbare) jongeren worden beschermd tegen personen die op seksueel gebied misbruik van hen willen maken. Bij [slachtoffer 1] is sprake geweest van langdurig en veelvuldig misbruik. In vergelijking met wat hem is aangedaan, is het seksuele misbruik van [slachtoffer 2] beperkt gebleven, maar dit doet geenszins af aan de ernst en impact van ook dat feit.
Zowel bij [slachtoffer 1] als bij [slachtoffer 2] hebben zich forse psychische gevolgen gemanifesteerd.
Zij hebben beiden last van herbelevingen en nachtmerries, ervaren angst en stress en hebben last van gevoelens van somberheid. Bij de jongens is een posttraumatische stressstoornis vastgesteld waarvoor traumatherapie is ingezet die bij [slachtoffer 1] nog altijd voortduurt.
[slachtoffer 1] schrijft in zijn slachtofferverklaring over het seksuele misbruik en wat dit met hem heeft gedaan. Volwassenen vertrouwt hij niet meer en hij kan niet meer op een normale manier seks met iemand hebben. Hij heeft suïcidegedachtes en krijgt therapie en medicatie om te kunnen dealen met wat verdachte hem heeft aangedaan. [slachtoffer 1] eindigt zijn verklaring met: “dit doen alleen monsters en geen mensen!”.
Bij de strafbepaling houdt de rechtbank rekening met straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd.
De rechtbank slaat verder acht op het psychologisch rapport van 21 april 2023 dat over verdachte is opgemaakt. Daarin wordt door psycholoog drs. Vuister geconcludeerd dat verdachte lijdt aan een matige depressieve stoornis met melancholische kenmerken die tijdens het tenlastegelegde een faciliterende rol heeft gespeeld. Het recidiverisico op een nieuw seksueel delict wordt ingeschat als laag en geadviseerd wordt om het tenlastegelegde geheel aan verdachte toe te rekenen. De psycholoog acht oplegging van hulpverlening in de vorm van een bijzondere voorwaarde niet geïndiceerd. Verdachte wordt in staat geacht om zelf zijn weg naar hulpverlening te vinden.
Ook de reclassering heeft een advies uitgebracht van 25 juli 2023. Daarin wordt vermeld dat er geen problemen worden gezien op de diverse leefgebieden. Verder schrijft de reclassering dat verdachte een ambivalente houding laat zien: enerzijds is hij schuldbewust, maar anderzijds legt hij de verantwoordelijkheid deels bij zijn kleinzoons en normaliseert hij zijn gedrag door te stellen dat het een natuurlijk gevolg was van de liefdesband die hij met de jongens had. Het recidiverisico wordt ingeschat als laag en er wordt geen meerwaarde gezien in verdere reclasseringsbemoeienis. Wel wordt een contactverbod met [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] geadviseerd, omdat dit kan bijdragen aan hun gevoel van veiligheid.
De rechtbank heeft zorgen over de houding van verdachte. De vader van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] raakte in juli 2022 op de hoogte van het seksuele misbruik en confronteerde verdachte hiermee. Verdachte heeft toen tegenover zijn eigen zoon in alle toonaarden ontkend. Pas na zijn aanhouding in februari 2023 heeft verdachte het misbruik van enkel [slachtoffer 1] deels bekend. Verdachte is op de zitting van 25 november 2024 bij zijn verklaring gebleven, waarbij de door de reclassering beschreven ambivalente houding duidelijk door de rechtbank wordt herkend. Verdachte verklaarde dat het niet had mogen gebeuren, maar benoemde ook (meerdere keren) dat sprake was van een liefdesband, dat [slachtoffer 1] seksueel erg actief was met meerdere mannen en dat de persoon [naam] de kwade genius was en de jongens heeft opgezet tegen verdachte. Getuige deze houding lijkt verdachte onvoldoende te beschikken over zelfreflectie. Hij neemt in ieder geval niet de volledige verantwoordelijk-heid voor zijn strafbare en kwalijke handelen. Dat hij amper verantwoordelijkheid neemt voor hetgeen hij zijn kleinzoons heeft aangedaan, beschadigt hen bovendien eens temeer en ook dat rekent de rechtbank hem zeer aan.
Alles afwegend, acht de rechtbank oplegging van een substantiële onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden. Zij zal verdachte veroordelen tot een gevangenisstraf van 4 jaar met aftrek van voorarrest. De rechtbank ziet aanleiding om een deel daarvan,
te weten 1 jaar, voorwaardelijk aan verdachte op te leggen, met een proeftijd van 2 jaar.
Aan dit voorwaardelijke strafdeel wordt een contactverbod met [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] verbonden.
De rechtbank ziet geen aanleiding om naast deze straf en de daarbij behorende voorwaarden nog een aanvullende maatregel op te leggen zoals bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

7.De benadeelde partij

De benadeelde partij [slachtoffer 1] (feit 1 en feit 2)
De benadeelde partij [slachtoffer 1] vordert een schadevergoeding van € 11.563,31, waarvan € 2.063,31 voor materiële schade en € 9.500,- voor immateriële schade.
Materiële schade
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte feit 1 primair en feit 2 primair heeft gepleegd. Dit betekent dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden. De door de benadeelde gevorderde schadevergoeding voor materiële schade acht de rechtbank toewijsbaar tot een bedrag van € 1.913,31. Deze schade staat in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren voor de gevorderde kilometervergoeding van € 150,-, omdat dit ziet op eventuele toekomstige reiskosten en dus geen geleden schade betreft. Dit deel van de vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Immateriële schade
De benadeelde partij heeft aangevoerd dat hij nadelige (psychische) gevolgen heeft ondervonden van het bewezenverklaarde handelen van verdachte. Naar het oordeel van de rechtbank brengt de aard en de ernst van de normschending door verdachte mee dat de relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat sprake is van een aantasting in de persoon op andere wijze dan door lichamelijk letsel of aantasting in zijn eer of goede naam. Dit betekent dat de immateriële schade voor vergoeding in aanmerking komt. Gelet op alle omstandigheden en de bedragen die in vergelijkbare gevallen zijn toegekend, acht de rechtbank de gevorderde vergoeding van € 9.500,- billijk. De rechtbank heeft hierbij in aanmerking genomen dat de benadeelde partij gedurende drie jaar wekelijks seksueel is misbruikt door verdachte (de opa van de benadeelde partij), waarbij ook sprake was van het bij elkaar seksueel binnendringen.
Schadevergoedingsmaatregel en wettelijke rente
De rechtbank zal de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag van in totaal € 11.413,31. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel.
Tevens zal de gevorderde wettelijke rente worden toegewezen vanaf het moment dat de schade is ontstaan, te weten [geboortedag 2] 2022.
De benadeelde partij [slachtoffer 2] (feit 3)
De benadeelde partij [slachtoffer 2] vordert een schadevergoeding van € 6.711,35, waarvan € 1.711,35 voor materiële schade en € 5.000,-voor immateriële schade.
Materiële schade
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte feit 3 heeft gepleegd. Dit betekent dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.
De door de benadeelde gevorderde schadevergoeding voor materiële schade van € 1.711,35 acht de rechtbank volledig toewijsbaar. Deze schade staat in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit.
Immateriële schade
De benadeelde partij heeft aangevoerd dat hij nadelige (psychische) gevolgen heeft ondervonden van het bewezenverklaarde handelen van verdachte. Naar het oordeel van de rechtbank brengt de aard en de ernst van de normschending door verdachte mee dat de relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat sprake is van een aantasting in de persoon op andere wijze dan door lichamelijk letsel of aantasting in zijn eer of goede naam. Dit betekent dat de immateriële schade voor vergoeding in aanmerking komt. Gelet op alle omstandigheden en de bedragen die in vergelijkbare gevallen zijn toegekend, acht de rechtbank een vergoeding van € 2.000,- billijk.
De rechtbank zal het overig gevorderde bedrag van € 3.000,- afwijzen en benadrukt hierbij dat zij met deze afwijzing op geen enkele wijze afbreuk wil doen aan de ernst van het strafbare handelen van verdachte.
Schadevergoedingsmaatregel en wettelijke rente
De rechtbank zal de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag van in totaal € 3.711,35. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel.
Tevens zal de gevorderde wettelijke rente worden toegewezen vanaf het moment dat de schade is ontstaan, te weten [geboortedag 2] 2022

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 57, 242 en 246 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrij van feit 4;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1 primair:Verkrachting, meermalen gepleegd;
feit 2 primair:Feitelijke aanranding van de eerbaarheid, meermalen gepleegd;
feit 3:Feitelijke aanranding van de eerbaarheid, meermalen gepleegd;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 4 jaar, waarvan 1 jaar voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaardedat verdachte gedurende de proeftijd op geen enkele wijze (direct of indirect) contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , beiden geboren op [geboortedag 2] 2002. De politie ziet toe op handhaving van dit contactverbod;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van dit vonnis in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Benadeelde partijen
- veroordeelt verdachte tot betaling aan
de benadeelde partij [slachtoffer 1]van een bedrag van € 11.413,31, waarvan € 1.913,31 voor materiële schade en € 9.500,00 voor immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf [geboortedag 2] 2022 tot de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering van € 150,00 voor toekomstige reiskosten en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het [slachtoffer 1] (feit 1 primair en feit 2 primair), te betalen een bedrag van € 11.413,31, waarvan € 1.913,31 voor materiële schade en € 9.500,00 voor immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf [geboortedag 2] 2022 tot de dag der algehele voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 92 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
[slachtoffer 2]een bedrag van € 3.711,35, waarvan € 1.711,35 voor materiële schade en € 2.000,-voor immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf [geboortedag 2] 2022 tot de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- wijst af het overig gevorderde;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het [slachtoffer 2]
(feit 3), te betalen een bedrag van € 3.711,35, waarvan € 1.711,35 voor materiële schade en € 2.000,- voor immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf [geboortedag 2] 2022 tot de dag der algehele voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 47 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.A.M. Wijffels, voorzitter, mr. E.B. Prenger en mr. A.M. de Koning, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.J.E.M. Hoezen, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 9 december 2024.
Mrs. De Koning en Hoezen zijn niet in de gelegenheid om dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
De tenlastelegging
1.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van [geboortedag 2] 2019 tot en met [geboortedag 2] 2022 te [plaats 1] , gemeente Altena en/of te [plaats 2] en/of te [plaats 3] , gemeente Emmen, in elk geval in Nederland, door een andere feitelijkheid dan geweld of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] , hebbende hij verdachte
- zich door die [slachtoffer 1] laten pijpen en/of
- zijn penis in/tegen de anus van [slachtoffer 1] geduwd/gebracht
- een vinger in de anus van [slachtoffer 1] geduwd/gebracht en/of
- die [slachtoffer 1] getongzoend
en bestaande die andere feitelijkheid hierin dat hij, verdachte
- een feitelijk overwicht op die [slachtoffer 1] had, gezien de verstandelijke beperking en/of kwetsbaarheid van/bij die [slachtoffer 1] en/of
- het leeftijdsverschil en/of
- de relatie opa-kleinkind en/of
- die [slachtoffer 1] in de veronderstelling heeft gelaten dat het normaal was en/of erbij hoorde en/of uit liefde was om seks met elkaar te hebben en/of
- het dreigen tegen die [slachtoffer 1] dat hij kon oprotten/vertrekken als hij niet meewerkte aan de seksuele handelingen;
(art 242 Wetboek van Strafrecht)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij - als grootvader/opa - op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van [geboortedag 2] 2019 tot en met 16 juni 2020 te [plaats 1] , gemeente Altena en/of te [plaats 2] en/of te [plaats 3] , gemeente Emmen, in elk geval in Nederland ontucht heeft gepleegd met de aan zijn zorg, opleiding en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedag 2] 2002, door
- zich door die [slachtoffer 1] te laten pijpen en/of
- zijn penis in/tegen de anus van [slachtoffer 1] te duwen/brengen
- een vinger in de anus van [slachtoffer 1] te duwen/brengen en/of
- die [slachtoffer 1] te tongzoenen;
(art 249 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
2
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van [geboortedag 2] 2019 tot en met 17 juni2022 te [plaats 1] , gemeente Altena en/of te [plaats 2] en/of te [plaats 3] , gemeente Emmen, in elk geval in Nederland, door een andere feitelijk dan geweld of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, hebbende hij, verdachte
- die [slachtoffer 1] gepijpt en/of
- zijn penis tussen de billen en/of tegen de anus van die [slachtoffer 1] geduwd/gebracht en/of
- die [slachtoffer 1] diens penis in zijn, verdachte anus laten duwen/brengen en/of
- zich door die [slachtoffer 1] laten aftrekken en/of
- die [slachtoffer 1] afgetrokken
en bestaande die andere feitelijkheid hierin dat hij, verdachte
- een feitelijk overwicht op die [slachtoffer 1] had, gezien de verstandeiljke beperking en/of kwetsbaarheid van/bij die [slachtoffer 1] en/of
- het leeftijdsverschil en/of
- de relatie opa-kleinkind en/of
- die [slachtoffer 1] in de veronderstelling heeft gelaten dat het normaal was en/of erbij hoorde en/of uit liefde was om seks met elkaar te hebben en/of
- het dreigen tegen die [slachtoffer 1] dat hij kon oprotten/vertrekken als hij niet meewerkte aan de seksuele handelingen;
(art 246 Wetboek van Strafrecht)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij - als grootvader/opa - op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van [geboortedag 2] 2019 tot en met 16 juni 2020 te [plaats 1] , gemeente Altena en/of te Amsersfoort en/of te [plaats 3] , gemeente Emmen, in elk geval in Nederland, ontucht heeft gepleegd met de aan zijn zorg, opleiding en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedag 2] 2002, door
- die [slachtoffer 1] te pijpen en/of
- zijn penis tussen de billen en/of tegen de anus van die [slachtoffer 1] te duwen/brengen en/of
- die [slachtoffer 1] diens penis in zijn, verdachte, anus laten duwen/brengen en/of
- zich door die [slachtoffer 1] te laten aftrekken en/of
- die [slachtoffer 1] af te trekken;
(art 249 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
3
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van [geboortedag 2] 2020 tot en met 16 juni 2022 te [plaats 1] , gemeente Altena, in elk geval in Nederland, door een andere feitelijk dan geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, hebbende hij, verdachte
- die [slachtoffer 2] afgetrokken en/of
- die [slachtoffer 2] zichzelf laten aftrekken in zijn bijzijn
en bestaande die andere feitelijkheid hierin dat hij, verdachte
- een feitelijk overwicht op die [slachtoffer 2] had, gezien de verstandeiljke beperking en/of kwetsbaarheid van/bij die [slachtoffer 1] en/of
- het leeftijdsverschil en/of
- de relatie opa-kleinkind en/of
- die [slachtoffer 2] in de veronderstelling heeft gelaten dat het normaal was en/of erbij hoorde en/of uit liefde was om seks met elkaar te hebben en/of
- het dreigen tegen die [slachtoffer 2] dat hij kon oprotten/vertrekken als hij niet meewerkte aan de seksuele handelingen;
art 246 Wetboek van Strafrecht)
4
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van [geboortedag 2] 2019 tot en met
5 juni 2020 te [plaats 1] , in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens) afbeeldingen, te weten foto’s en/of video’s en/of films en/of (een) gegevensdrager(s)
bevattende afbeelding(en) heeft verworven en/of in bezit gehad en/of zich daartoe door middel van een geautomatiseerd werk en/of met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang heeft verschaft, terwijl op die afbeelding(en) (een) seksuele
gedraging(en) zichtbaar is/zijn, waarbij (telkens) een persoon die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, was betrokken of schijnbaar was betrokken, welke voornoemde seksuele gedraging(en) — zakelijk weergegeven - bestonden uit:
- het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van (een) perso(o)n(en)
die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft/hebben bereikt, waarbij deze perso(o)n(en) geheel en/of gedeeltelijk naakt zijn en/of gekleed zijn in niet bij de leeftijd passende kleding en/of poseren in een omgeving en/of met (een) voorwerp (en) en/of in een onnatuurlijke houding (op een wijze) die niet bij zijn/haar leeftijd past/passen en/of waarbij sadomasochistische elementen aanwezig zijn en/of waarbij deze persoon zich (vervolgens) in opeenvolgende afbeeldingen/filmfragmenten van zijn/haar kleding ontdoet en/of (waarna) door de (onnatuurlijke) pose en/of de wijze van kleden van deze persoon en/of de uitsnede van de foto’s/films en/of door het camerastandpunt nadrukkelijk de (ontblote) geslachtsdelen en/of billen in beeld gebracht worden,(waarbij) de afbeelding (aldus) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling;
(art 24ob lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 248 lid 2 Wetboek van Strafrecht)