Op 5 december 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen eiser, vertegenwoordigd door mr. R.S. Vriend, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bergen op Zoom, vertegenwoordigd door mr. S.H.J. Aarts. Eiser had een verzoek ingediend om kwijtschelding van een bijstandsschuld, welke was afgewezen door de Intergemeentelijke Sociale Dienst Brabantse Wal (ISD) op 13 december 2023. Het college verklaarde het bezwaar van eiser ongegrond op 9 april 2024. De rechtbank behandelde het beroep op 18 september 2024, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van het college. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser niet voldeed aan de vereisten voor kwijtschelding volgens artikel 58 van de Participatiewet, omdat er sprake was van een fraudevordering. Eiser stelde dat er dringende redenen waren om van terugvordering af te zien, maar de rechtbank oordeelde dat deze redenen geen rol speelden bij een verzoek om kwijtschelding van een bijstandsschuld. De rechtbank concludeerde dat het college op goede gronden had geweigerd om de bijstandsschuld kwijt te schelden. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 5 december 2024, en er werd geen griffierecht of proceskostenvergoeding toegekend, aangezien het beroep ongegrond werd verklaard.