ECLI:NL:RBZWB:2024:8253

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
3 december 2024
Publicatiedatum
3 december 2024
Zaaknummer
BRE 23/12125 WMO15
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaar niet-ontvankelijk verklaard wegens ontbreken handtekening, beroep gegrond verklaard

Op 3 december 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen [naam], wonende in [plaats], en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda. Het betreft een beroep tegen het besluit van 16 november 2023, waarbij het college het bezwaar van [naam] niet-ontvankelijk heeft verklaard wegens het ontbreken van een handtekening op het bezwaarschrift. Daarnaast zijn er drie besluiten van 17 mei 2023 waartegen ook bezwaar is gemaakt. De rechtbank heeft het beroep op 31 oktober 2024 behandeld, waarbij [naam] en vertegenwoordigers van het college aanwezig waren.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het college het bezwaar van [naam] ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard. De rechtbank oordeelt dat het college niet in redelijkheid tot deze beslissing heeft kunnen komen, aangezien de identiteit van [naam] als indiener van het bezwaarschrift niet in twijfel kan worden getrokken. De rechtbank verklaart zich onbevoegd om kennis te nemen van het beroep dat zich richt tegen de besluiten van 17 mei 2023, omdat hierover eerder onherroepelijk is geoordeeld. Het beroep tegen het bestreden besluit van 16 november 2023 is gegrond, en de rechtbank vernietigt dit besluit. Het college wordt opgedragen om binnen zes weken een beslissing te nemen op het bezwaar van [naam] tegen het primaire besluit van 14 september 2023, waarbij de aanvraag voor een maatwerkvoorziening is afgewezen.

De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn op de hoogte gesteld van de beslissing. De rechtbank heeft geen kosten voor vergoeding vastgesteld, omdat er geen griffierecht is geheven.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/12125 WMO15

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 3 december 2024 in de zaak tussen

[naam] , uit [plaats] ,

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda, college.

Procesverloop

[naam] heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 16 november 2023 (bestreden besluit) en tegen een drietal besluiten van 17 mei 2023.
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 31 oktober 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: [naam] en namens het college [naam 1] en [naam 2] .

Beoordeling door de rechtbank

1.1
De rechtbank beoordeelt het beroep van [naam] tegen het besluit van het college waarbij het bezwaar van [naam] niet-ontvankelijk is verklaard. Daarnaast beoordeelt de rechtbank het beroep van [naam] gericht tegen drie besluiten van
17 mei 2023. De rechtbank doet dat aan de hand van de argumenten die [naam] heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
1.2
De rechtbank is niet bevoegd te oordelen over de besluiten van 17 mei 2023. De rechtbank verklaart het beroep tegen het bestreden besluit waarbij het bezwaar niet-ontvankelijk is verklaard, gegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
1.3
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Feiten en omstandigheden
2. [naam] heeft op 18 augustus 2023 een aanvraag gedaan om een maatwerkvoorziening in de vorm van een tegemoetkoming in de oplaadkosten van een scootmobiel.
Met het besluit van 14 september 2023 (primair besluit) heeft het college de aanvraag van [naam] voor een maatwerkvoorziening in de vorm van een tegemoetkoming in de oplaadkosten van de scootmobiel afgewezen, omdat deze kosten worden gezien als algemeen gebruikelijke kosten.
[naam] heeft op 21 september 2023 per e-mail bezwaar gemaakt tegen dit besluit. Het bezwaarschrift is niet voorzien van een handtekening.
Bij brief van 22 september 2023 heeft het college [naam] in de gelegenheid gesteld om een ondertekend bezwaarschrift in te dienen. Daarbij is opgemerkt dat het college het bezwaarschrift niet in behandeling kan nemen indien het gebrek niet wordt hersteld.
Bij brief van 1 november 2023 heeft het college [naam] opnieuw in de gelegenheid gesteld om vóór 9 november 2023 een ondertekend bezwaarschrift in te dienen.
Met het bestreden besluit is het bezwaar van [naam] niet-ontvankelijk verklaard.
[naam] heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Bestreden besluit
3. Het college stelt dat het bezwaar van [naam] op goede gronden niet-ontvankelijk is verklaard, omdat er geen getekend bezwaarschrift binnen de termijn is ontvangen. Het college heeft een hersteltermijn geboden aan [naam] , maar [naam] heeft niet binnen de termijn gereageerd.
Beroepsgronden
4.1
[naam] is het niet eens met drie besluiten van 17 mei 2023 inzake de aanschafkosten van haar bestelauto, de instandhoudingskosten van deze auto en inzake de vervoerskostenvergoeding. Het college heeft volgens [naam] geen beslissing op bezwaar genomen op de bezwaren gericht tegen deze besluiten. Er is geen zitting geweest of rapportage opgemaakt door een bevoegde ambtenaar, de bezwaarschriftencommissie is niet ingeschakeld en het college heeft het besluit van 4 augustus 2023 vergeten toe te sturen.
4.2
Verder is volgens [naam] het bezwaarschrift gericht tegen het primaire besluit van 14 september 2023 ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard. [naam] heeft de brief van 22 september 2023 wel ontvangen, waarna [naam] direct het bezwaar heeft ondertekend, bij het college in de brievenbus heeft gedaan en het college om prolongatie heeft gevraagd.
Oordeel van de rechtbank
De besluiten van 17 mei 2023
5.1
Allereerst ziet de rechtbank zich voor de vraag gesteld of zij bevoegd is om kennis te nemen van het beroep voor zover zich dat richt tegen de besluiten van 17 mei 2023.
5.2
In het beroepschrift verwijst [naam] naar drie besluiten van het college van 17 mei 2023 met kenmerk [kenmerk 1] , [kenmerk 2] en [kenmerk 3] . Tegen deze drie besluiten heeft [naam] bezwaar gemaakt. Met een besluit op bezwaar van 4 augustus 2023 heeft het college de bezwaren van [naam] ongegrond verklaard. [naam] heeft tegen het besluit van 4 augustus 2023 beroep ingediend.
De rechtbank heeft deze zaak geregistreerd onder zaaknummer BRE 23/10008 WMO15. Het beroep van [naam] is in deze zaak kennelijk niet-ontvankelijk verklaard omdat het griffierecht niet op tijd was betaald. [1] Tegen deze uitspraak is geen verzet aangetekend, zodat de uitspraak onherroepelijk is geworden.
5.3
De rechtbank verklaart zich onbevoegd om kennis te nemen van het beroep voor zover zich dat richt tegen de besluiten van 17 mei 2023, omdat zij al onherroepelijk heeft geoordeeld over een eerder beroep van [naam] . [2] [naam] stelt nu in feite (opnieuw) beroep in en dat is niet mogelijk. Ten overvloede merkt de rechtbank op dat het [naam] vrij staat om herziening te vragen aan het college van het besluit van
4 augustus 2023 [3] of om herziening te vragen aan de bestuursrechter van de onherroepelijk geworden uitspraak [4] .
Niet-ontvankelijkheid van het bezwaar tegen het primaire besluit van 14 september 2023
6.1
Tussen partijen is niet in geschil dat het beroep van [naam] mede kan worden aangemerkt als een beroep gericht tegen het bestreden besluit tot niet-ontvankelijkverklaring van het bezwaar. De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of het college bij het bestreden besluit van 16 november 2023 het bezwaar van [naam] gericht tegen het primaire besluit niet-ontvankelijk heeft mogen verklaren.
6.2
Het college is op grond van artikel 6:5 en 6:6 van de Awb bevoegd om, indien een bezwaarschrift niet is ondertekend, het bezwaar niet-ontvankelijk te verklaren. De rechtbank dient te beoordelen of het college in redelijkheid van deze bevoegdheid gebruik heeft gemaakt. Gelet op de formele uitkomst van de bezwaarprocedure begrenst dit de omvang van het geschil en komt de rechtbank niet toe aan een beoordeling van de inhoudelijke kant van de zaak.
6.3
De rechtbank stelt vast dat [naam] het bezwaarschrift gericht tegen het primaire besluit op 21 september 2023 per uitgebreid gemotiveerde e-mail bij het college heeft ingediend. Dit bezwaarschrift was niet ondertekend.
Het college heeft ter zitting, geconfronteerd met rechtspraak van de CRvB [5] , het standpunt ingenomen dat het bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk is verklaard en voornemens te zijn om het bezwaar van [naam] gericht tegen het primaire besluit van 14 september 2023 alsnog inhoudelijk te beoordelen. Het college heeft daartoe overwogen dat ondertekening van een bezwaarschrift dient als bewijs dat het geschrift werkelijk door of namens de indiener is opgesteld. Gelet op de aard en bewoordingen van het bezwaarschrift bestond in dit geval geen twijfel aan de identiteit van [naam] als afzender daarvan. Het college heeft dus niet in redelijkheid mogen besluiten tot niet-ontvankelijkverklaring van [naam] in het bezwaar tegen het primaire besluit van 14 september 2023.

Conclusie

7.1
De rechtbank verklaart zich onbevoegd om kennis te nemen van het beroep voor zover zich dat richt tegen de besluiten van 17 mei 2023.
7.2
Het beroep tegen het bestreden besluit van 16 november 2023 is gegrond en het bestreden besluit wordt vernietigd. Hiermee ‘klapt’ de bezwaarprocedure ‘opnieuw open’. Het college zal alsnog inhoudelijk op het bezwaar van [naam] tegen het besluit van 14 september 2023 waarbij het college de aanvraag van [naam] voor een maatwerkvoorziening in de vorm van een tegemoetkoming in de oplaadkosten van de scootmobiel afgewezen, moeten beslissen. De rechtbank geeft het college hiervoor een termijn van zes weken.
7.3
Niet is gebleken van voor vergoeding in aanmerking komende kosten, omdat geen griffierecht is geheven.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart zich onbevoegd om kennis te nemen van het beroep voor zover dit betrekking heeft op de besluiten van 17 mei 2023;
  • verklaart het beroep, gericht tegen de niet-ontvankelijkverklaring van het bezwaar gegrond en vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt het college op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een beslissing op het bezwaar tegen het primaire besluit van
Deze uitspraak is gedaan door mr. V.M. Schotanus, rechter, in aanwezigheid van mr. S.C.J.J. van Roij, griffier op 3 december 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Algemene wet bestuursrecht (Awb)
Artikel 6:5, eerste lid
Het bezwaar- of beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:
de naam en het adres van de indiener;
de dagtekening;
een omschrijving van het besluit waartegen het bezwaar of beroep is gericht;
e gronden van het bezwaar of beroep.
Artikel 6:6
Het bezwaar of beroep kan niet-ontvankelijk worden verklaard, indien:
niet is voldaan aan artikel 6:5 of aan enig ander bij de wet gesteld vereiste voor het in behandeling nemen van het bezwaar of beroep, of
het bezwaar- of beroepschrift geheel of gedeeltelijk is geweigerd op grond van artikel 2:15,
mits de indiener de gelegenheid heeft gehad het verzuim te herstellen binnen een hem daartoe gestelde termijn.

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 10 april 2024, ECLI:NL:RBZWB:2024:2344.
3.Art. 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
4.Art. 8:119 van de Awb.
5.Uitspraak van 3 mei 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:1661.