ECLI:NL:RBZWB:2024:8208

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
2 december 2024
Publicatiedatum
2 december 2024
Zaaknummer
BRE 22/3272
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de aanslag leges en de toepassing van het vertrouwensbeginsel in het bestuursrecht

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 2 december 2024, wordt het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Terneuzen beoordeeld. De heffingsambtenaar had op 27 mei 2021 een aanslag leges opgelegd van € 57.360,58, welke na bezwaar werd verminderd tot € 48.151,21. Belanghebbende, vertegenwoordigd door mr. R.M.C.M. Bogers, betwistte de hoogte van de leges, die volgens hem te hoog was vastgesteld en stelde dat de opbrengstlimiet was overschreden. De rechtbank oordeelt dat de aanslag leges inderdaad te hoog was vastgesteld, maar dat er geen sprake was van een overschrijding van de opbrengstlimiet. De rechtbank komt tot de conclusie dat de bouwkosten voor de leges vastgesteld moeten worden op € 1.043.039, wat resulteert in een aanslag leges van € 28.617,23. Tevens wordt het beroep gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd en de heffingsambtenaar veroordeeld tot het vergoeden van het griffierecht en proceskosten aan belanghebbende. De rechtbank wijst erop dat het beroep op het vertrouwensbeginsel niet slaagt, omdat belanghebbende niet aannemelijk heeft gemaakt dat er een toezegging is gedaan door de wethouder over het niet in rekening brengen van leges voor de binnenplanse afwijking.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Middelburg
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 22/3272

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 december 2024 in de zaak tussen

[belanghebbende] uit [plaats 1], belanghebbende,

(gemachtigde mr. R.M.C.M. Bogers),
en

de heffingsambtenaar van de gemeente Terneuzen, de heffingsambtenaar.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 20 mei 2022.
1.1.
De heffingsambtenaar heeft op 27 mei 2021 aan belanghebbende een aanslag leges opgelegd met een te betalen bedrag van in totaal € 57.360,58.
1.2.
De heffingsambtenaar heeft het bezwaar van belanghebbende tegen de aanslag ongegrond verklaard.
1.3.
De heffingsambtenaar heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift. Op 14 december 2022 heeft de heffingsambtenaar de aanslag verminderd tot een bedrag van in totaal € 48.151,21.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 25 oktober 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen belanghebbende, de gemachtigde, vergezeld van [bouwkundige] (bouwkundige), en namens de heffingsambtenaar [naam 1] en [naam 2].

Feiten

2. In november 2020 heeft een brand de loods bij het bedrijf van belanghebbende verwoest. Belanghebbende heeft op 8 januari 2021 bij de gemeente Terneuzen een aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend voor het bouwen van vier loodsen en het realiseren van een nieuwe brandvijver. Belanghebbende heeft bij de aanvraag opgegeven dat de bouwkosten € 625.000 bedragen. Belanghebbende heeft de plaatsing van de vier loodsen gerealiseerd door de aankoop van een gedemonteerde loods, het transport van die loods van Rotterdam naar [plaats 1] en de latere plaatsing in eigen beheer. Bij die plaatsing heeft belanghebbende gebruik gemaakt van de bestaande fundering.
2.1.
Op 21 mei 2021 heeft het college van burgemeester en wethouders de (namens belanghebbende) door [bouwkundige] aangevraagde omgevingsvergunning verleend. Voor het in behandeling nemen van de aanvraag heeft de heffingsambtenaar belanghebbende een bedrag van € 57.360,58 aan leges in rekening gebracht, bestaande uit een bedrag van € 47.360,58 voor een bouwactiviteit naar een bouwsom van € 2.811.320 [1] en € 10.000 voor een binnenplanse afwijking van het bestemmingsplan. Bij de vermindering van 14 december 2022 is de heffingsambtenaar uitgegaan van een bouwsom van € 2.248.840 en heeft hij bedragen in rekening gebracht van € 38.151,21 en € 10.000.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt of de opbrengstlimiet is overschreden. Daarnaast beoordeelt de rechtbank of de aanslag leges tot een te hoog bedrag is vastgesteld.
3.1.
Naar het oordeel van de rechtbank is geen sprake van een overschrijding van de opbrengstlimiet. De aanslag leges is wel tot een te hoog bedrag vastgesteld. De aanslag moet daarom worden verminderd. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Motivering

Is de opbrengstlimiet overschreden?
3.2.
Belanghebbende stelt dat de opbrengstlimiet van artikel 229b van de Gemeentewet is overschreden. Volgens belanghebbende mag de gemeente niet meer baten hebben dan zij als lasten ter zake heeft. Belanghebbende heeft verzocht om meer inzicht in de raming van de gemeente. De heffingsambtenaar betwist dat de opbrengstlimiet is overschreden. Volgens de heffingsambtenaar komt het percentage kostendekkendheid van de leges in 2020 uit op 78% en voor 2021 op 69%. De heffingsambtenaar heeft in zijn uitspraak op bezwaar verwezen naar de begroting 2020 van de gemeente Terneuzen en toegelicht dat er geen sprake was van ‘kruissubsidiering’ en dat bij de ramingen voor 2021 het dekkingspercentage nog is verminderd tot 50% van de geraamde lasten ter zake.
3.3.
Indien een beroep wordt gedaan op een schending van de opbrengstlimiet ligt het op de weg van de heffingsambtenaar om inzicht te verschaffen in de desbetreffende ramingen. De heffingsambtenaar heeft daarvoor verwezen naar de berekening van het percentage kostendekkendheid in de begroting van de gemeente Terneuzen voor het jaar 2020. [2] Het ligt vervolgens op de weg van belanghebbende om één of meer posten in de raming in twijfel te trekken of de post(en) kan worden aangemerkt als een ’last ter zake’. Belanghebbende heeft dit niet gedaan, terwijl kennisneming van de begroting wel mogelijk is op basis van goed toegankelijke stukken. Dat de heffingsambtenaar heeft verwezen naar de begroting van een verkeerd jaar, maakt dit voor deze zaak niet anders. Ook de begroting van 2021 is online gemakkelijk te raadplegen. Nu belanghebbende de door de heffingsambtenaar gestelde feitelijke gegevens niet heeft betwist oordeelt de rechtbank dat schending van het opbrengstlimiet niet aannemelijk is gemaakt.
Is de aanslag leges te hoog vastgesteld?
Wettelijk kader
3.4.
Op basis van de Legesverordening 2021 van de gemeente Terneuzen (de Verordening) [3] en de daarbij behorende Tarieventabel geldt een tarief voor het in behandeling nemen van een aanvraag om een omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit indien de bouwkosten € 500.000 of meer bedragen van € 9.820, vermeerderd met 1,62% van het bedrag waarmee die bouwkosten € 500.000 te boven gaan.
3.5.
De leges worden op basis van de Verordening en de Tarieventabel vermeerderd met 75%, met een maximum van € 10.000, als sprake is van een binnenplanse afwijking.
3.6.
Artikel 2.1.1.2 van de Tarieventabel bepaalt, voor zover van belang, dat onder bouwkosten wordt verstaan:
“de aannemingssom exclusief omzetbelasting, bedoeld in paragraaf 1, eerste lid, van de Uniforme administratieve voorwaarden voor de uitvoering van werken en van technische installatiewerken 2012 (UAV 2012; Stcrt. 2012, 1567), voor het uit te voeren werk, of voor zover deze ontbreekt een raming van de kosten die voortvloeien uit aangegane verplichtingen ten behoeve van de fysieke realisatie (het bouwen) van de bouwwerken, exclusief omzetbelasting. Indien het bouwen geheel of gedeeltelijk door zelfwerkzaamheid geschiedt wordt in deze titel onder bouwkosten verstaan: de prijs die aan een derde in het economisch verkeer zou moeten worden betaald voor het tot stand brengen van het bouwwerk waarop de aanvraag betrekking heeft.
De bouwkosten worden getoetst aan de richtbedragen die in het overzicht bouwkosten ten behoeve van de berekeningen voor de bouwleges-toets zijn vastgelegd. Dit overzicht is als bijlage gevoegd bij deze verordening. Voor zover de richtbedragen niet toepasbaar zijn, worden de bouwkosten getoetst aan de taxatieboeken Serie Taxatieboekjes, BIM Media, 2020.”
Beoordeling
3.7.
Partijen zijn het erover eens dat de bouwkosten de heffingsmaatstaf vormen voor het berekenen van de leges. Wat partijen verdeeld houdt is op welk bedrag de bouwkosten bij realisering overeenkomstig de aanvraag moeten worden gesteld.
3.8.
Belanghebbende stelt primair dat de bouwkosten gelijk zijn aan de door hem werkelijk gemaakte bouwkosten van ongeveer € 625.000 en subsidiair dat deze aanzienlijk lager zijn dan het bedrag dat de heffingsambtenaar heeft berekend gelet op de eenvoudige constructie van de loodsen.
3.9.
De heffingsambtenaar acht deze benadering niet juist omdat belanghebbende bij zijn opgave van de bouwkosten onvoldoende rekening heeft gehouden met de zelfwerkzaamheid en dat het moet gaan om de prijs die aan een derde zou moeten worden betaald voor het tot stand brengen van de loodsen en dat de toetsing aan de richtbedragen en de taxatieboekjes aangeeft dat de bouwkosten voor Landbouwgebouwen type M04 aanzienlijk hoger uitkomen.
3.10.
De rechtbank overweegt dat de feitelijk door belanghebbende te maken kosten voor de bouw van de loodsen niet kunnen dienen als heffingsmaatstaf. Belanghebbende heeft gebruik gemaakt van door hem van een derde betrokken materialen, de inzet van derden voor specifieke werkzaamheden en de inzet van eigen mensen met een tarief van € 25 per uur. Deze kosten sluiten naar het oordeel van de rechtbank niet aan bij de prijs die een derde in het economisch verkeer zou vragen voor het tot stand brengen van de loodsen zoals verwoord in de Tarieventabel. Dit betekent dat de heffingsambtenaar de door belanghebbende opgegeven bouwkosten van € 625.000 terecht niet als heffingsmaatstaf heeft gebruikt.
3.11.
De heffingsambtenaar stelt dat de bouwkosten op basis van de taxatieboeken Serie Taxatieboekjes, BIM media, 2020 (taxatieboekje) moeten worden berekend en vastgesteld. De bouwkosten komen volgens het nadere standpunt van de heffingsambtenaar uit op € 2.248.840. De heffingsambtenaar is daarbij uitgegaan van de kengetallen in het taxatieboekje voor loodsen van het type M04, exclusief fundering.
3.12.
Belanghebbende betwist dat de bouwkosten moeten worden berekend aan de hand van de taxatieboekjes. Volgens het subsidiaire standpunt van belanghebbende kunnen de bouwkosten niet hoger zijn dan € 1.043.039. Belanghebbende heeft zijn subsidiaire standpunt onderbouwd aan de hand van twee berekeningen van [B.V.], welke zijn opgemaakt door [bouwkundige]. In de eerste berekening wordt geconcludeerd tot een bouwsom van € 997.920 aan de hand van openbare kengetallen per m² voor het bouwen van niet-geïsoleerde loodsen. Aan de tweede berekening, die uitkomt op een bedrag van € 1.043.039, ligt een gespecificeerd overzicht ten grondslag waarbij rekening is gehouden met de gebruikte materialen van de loods en rekening is gehouden met nieuwbouw en montage door [B.V.].
3.13.
De taxatieboekjes zijn, ook gelet op de tekst van de Verordening, geen grondslag voor het berekenen van de leges maar een hulpmiddel om de raming van de bouwkosten in de aanvraag te toetsen. Als heffingsgrondslag geldt slechts de in de Tarieventabel omschreven aannemingssom dan wel, zoals bij deze zaak, de prijs die aan een derde in het economisch verkeer zou moeten worden betaald voor het tot stand brengen van het bouwwerk waarop de aanvraag betrekking heeft.
3.14.
De uitkomst van de toets aan de hand van de taxatieboekjes is dan ook niet bepalend voor het vaststellen van de hoogte van de bouwkosten. Daarbij komt dat de heffingsambtenaar geen bouwtekeningen heeft overgelegd en enkel gesteld heeft dat de aanvraag betrekking had op een loods van het type ‘Landbouwgebouw type M04’ en belanghebbende nadrukkelijk heeft betwist dat van een dergelijke loods sprake is: er zijn nauwelijks betongevelplaten gebruikt, de voorzijde van de loodsen is open dus een mengvorm van type M01 en M05. Ter zitting heeft de heffingsambtenaar nog verklaard dat het inderdaad om een mengvorm gaat, zij het van het type M01 en M04. Uiteindelijk maakt dit dat de heffingsambtenaar de door hem aangehouden bouwkosten van € 2.248.840 niet aannemelijk heeft gemaakt.
3.15.
Belanghebbende heeft een gespecificeerde berekening van [B.V.]/[bouwkundige] overgelegd waarbij is aangesloten bij de gebruikte bouwmaterialen. Ter zitting heeft [bouwkundige], desgevraagd, bevestigd dat hij de loodsen van belanghebbende voor dat bedrag zou kunnen bouwen en dat aanbod ook gedaan heeft aan belanghebbende. Dit betekent dat de rechtbank bij het bepalen van de hoogte van de leges voor de aanvraag van de omgevingsvergunning uitgaat van het bedrag van € 1.043.039 aan bouwkosten.
Vertrouwensbeginsel
3.16.
Belanghebbende stelt nog dat de wethouder hem heeft toegezegd dat geen leges in rekening zouden worden gebracht voor de binnenplanse afwijking, omdat de afwijking slechts ziet op een beperkt aantal vierkante meters. De rechtbank vat deze stelling op als een beroep op het vertrouwensbeginsel.
3.17.
Vaststaat dat sprake is van een binnenplanse afwijking. Voor een geslaagd beroep op het vertrouwensbeginsel is vereist dat belanghebbende aannemelijk maakt dat van de zijde van de overheid, in dit geval de wethouder, een toezegging is gedaan, waaruit hij in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs kon en mocht afleiden dat de heffingsambtenaar geen leges in rekening zou brengen voor de binnenplanse afwijking. [4] De heffingsambtenaar heeft betwist dat er door de wethouder een dergelijke toezegging is gedaan en heeft verklaard dat ook de bouwhoogte afwijkt van het bestemmingsplan. Belanghebbende heeft – tegenover de betwisting van de heffingsambtenaar – geen nadere onderbouwing gegeven voor zijn stelling dat de toezegging is gedaan. Daarmee is belanghebbende er naar het oordeel van de rechtbank niet in geslaagd om aannemelijk gemaakt dat bij hem het in rechte te beschermen vertrouwen is gewekt dat er geen leges in rekening gebracht zouden worden voor de binnenplanse afwijking. Dat betekent dat het beroep op het vertrouwensbeginsel niet slaagt en de aanslag, voor zover deze ziet op het bedrag van € 10.000 met betrekking tot de binnenplanse afwijking, in stand blijft.

Conclusie en gevolgen

4. De rechtbank verklaart het beroep gegrond en stelt de aanslag van de leges vast op basis van een aannemingssom van € 1.043.039, uitkomende op een bedrag van in totaal € 28.617,23. [5]
4.1.
Omdat het beroep gegrond is moet de heffingsambtenaar het griffierecht aan belanghebbende vergoeden en krijgt belanghebbende ook een vergoeding van zijn proceskosten. De heffingsambtenaar moet deze vergoeding betalen. De vergoeding is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgt belanghebbende een bedrag per proceshandeling. In bezwaar heeft elke proceshandeling een waarde van € 624. In beroep heeft elke proceshandeling een waarde van € 875. De gemachtigde heeft een bezwaarschrift ingediend, een beroepschrift ingediend en heeft aan de zitting van de rechtbank deelgenomen. De vergoeding bedraagt dan in totaal € 2.374.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt de uitspraak op bezwaar;
  • vermindert de aanslag leges tot een totaalbedrag van € 28.617,23;
  • bepaalt dat de heffingsambtenaar het griffierecht van € 50 aan belanghebbende moet vergoeden;
  • veroordeelt de heffingsambtenaar tot betaling van € 2.374 aan proceskosten aan belanghebbende.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.P.A. Boersma, rechter, in aanwezigheid van mr. J.T. Jonker, griffier, op 2 december 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch.

Voetnoten

1.de uitspraak op bezwaar vermeldt een bouwsom van € 2.817.320
2.Hoge Raad 16 april 2010, ECLI:NL:HR:2010:BM1236, r.o. 3.3.2.
3.Te vinden op overheid.nl.
4.Vgl. Hoge Raad 19 juni 2020, ECLI:NL:HR:2020:1069.
5.(€ 1.043.039 – 500.000) x 0,0162 + € 9.820 = € 18.617,23; € 18.617,23 + € 10.000 = € 28.617,23.