In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 2 december 2024, wordt het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Terneuzen beoordeeld. De heffingsambtenaar had op 27 mei 2021 een aanslag leges opgelegd van € 57.360,58, welke na bezwaar werd verminderd tot € 48.151,21. Belanghebbende, vertegenwoordigd door mr. R.M.C.M. Bogers, betwistte de hoogte van de leges, die volgens hem te hoog was vastgesteld en stelde dat de opbrengstlimiet was overschreden. De rechtbank oordeelt dat de aanslag leges inderdaad te hoog was vastgesteld, maar dat er geen sprake was van een overschrijding van de opbrengstlimiet. De rechtbank komt tot de conclusie dat de bouwkosten voor de leges vastgesteld moeten worden op € 1.043.039, wat resulteert in een aanslag leges van € 28.617,23. Tevens wordt het beroep gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd en de heffingsambtenaar veroordeeld tot het vergoeden van het griffierecht en proceskosten aan belanghebbende. De rechtbank wijst erop dat het beroep op het vertrouwensbeginsel niet slaagt, omdat belanghebbende niet aannemelijk heeft gemaakt dat er een toezegging is gedaan door de wethouder over het niet in rekening brengen van leges voor de binnenplanse afwijking.