Op 29 november 2024 heeft de geheimhoudingskamer van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een beslissing genomen in de zaken BRE 23/9052 en BRE 23/9058. De inspecteur van de Belastingdienst had op 8 december 2023 een verzoek om geheimhouding ingediend, waarbij hij een gesloten enveloppe met een aankondiging van een derdenonderzoek en een getuigenverklaring had overgelegd. De inspecteur stelde dat de getuige, een oud-werknemer van de belanghebbende, bereid was om een verklaring af te leggen onder de voorwaarde van anonimiteit, omdat hij vreesde voor intimidatie of een civielrechtelijke claim van de belanghebbende. De belanghebbende heeft gereageerd op het verzoek en heeft aangegeven niet akkoord te gaan met geheimhouding, maar wel met het anonimiseren van de naam van de getuige.
De geheimhoudingskamer heeft besloten geen zitting te houden, omdat de belanghebbende voldoende schriftelijk had kunnen reageren op het verzoek. De kamer heeft de redenen van de inspecteur voor geheimhouding afgewogen tegen het belang van de belanghebbende bij onbeperkte kennisneming van de stukken. De geheimhoudingskamer oordeelde dat geheimhouding van persoonsgegevens van de getuige gerechtvaardigd was, maar dat de overige onderdelen van de aankondiging en de getuigenverklaring niet integraal geheim gehouden konden worden. De inspecteur werd in de gelegenheid gesteld om te reageren op de beslissing van de geheimhoudingskamer en moest binnen twee weken laten weten of hij bereid was de geheimgehouden stukken in het geding te brengen.
De beslissing werd openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl en is gedaan door rechter S.A.J. Bastiaansen, in aanwezigheid van griffier C.C. van den Berg. Tegen deze beslissing kan alleen hoger beroep worden ingesteld tegelijk met het hoger beroep tegen de uitspraak in de hoofdzaak.