ECLI:NL:RBZWB:2024:8094

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
27 november 2024
Publicatiedatum
27 november 2024
Zaaknummer
24/2870
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een naheffingsaanslag parkeerbelasting door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 27 november 2024, wordt het beroep van de belanghebbende tegen de naheffingsaanslag parkeerbelasting beoordeeld. De belanghebbende had op 28 november 2023 zijn auto geparkeerd aan de [straat] te Goes, maar had geen parkeerbelasting voldaan. De heffingsambtenaar legde een naheffingsaanslag op van € 73,50, bestaande uit belasting en kosten. De belanghebbende stelde dat de naheffingsaanslag ten onrechte was opgelegd, omdat hij contact had gehad met de parkeercontroleur en een onafgebroken parkeeractie had uitgevoerd. De heffingsambtenaar betwistte dit en stelde dat er geen bewijs was van een onafgebroken parkeeractie.

De rechtbank oordeelde dat de belanghebbende niet voldoende bewijs had geleverd om aan te tonen dat hij binnen een redelijke termijn had gehandeld om de parkeerbelasting te betalen. De rechtbank concludeerde dat de naheffingsaanslag terecht was opgelegd en verklaarde het beroep ongegrond. De uitspraak werd openbaar gemaakt en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep. De rechter, mr. M.E. de Boer, deed deze uitspraak in aanwezigheid van griffier F. de Jong.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 24/2870

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 27 november 2024 in de zaak tussen

[belanghebbende], uit [plaats], belanghebbende,

(gemachtigde: [gemachtigde]),
en

de heffingsambtenaar van de gemeente Goes, de heffingsambtenaar.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 22 januari 2024.
1.1.
De heffingsambtenaar heeft aan belanghebbende een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd (de naheffingsaanslag).
1.2.
De heffingsambtenaar heeft het bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaard.
1.3.
De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt en gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Omdat partijen daarna niet om een zitting hebben gevraagd, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en de zaak niet behandeld op een zitting.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of de heffingsambtenaar de naheffingsaanslag terecht aan belanghebbende heeft opgelegd. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van belanghebbende.
2.1.
Naar het oordeel van de rechtbank slaagt het beroep van belanghebbende niet en is de naheffingsaanslag terecht opgelegd. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Feiten

3. Belanghebbende heeft op 28 november 2023 een auto met [kenteken] geparkeerd aan de [straat] te Goes. Tijdens een controle omstreeks 13:34 uur is door parkeercontroleurs geconstateerd dat geen parkeerbelasting was voldaan.
3.1.
Naar aanleiding van de constatering dat geen parkeerbelasting was voldaan, is aan belanghebbende een naheffingsaanslag opgelegd van € 73,50, bestaande uit een bedrag aan belasting van € 0,60 en € 72,90 aan kosten van de naheffingsaanslag.

Motivering

4. Belanghebbende stelt dat de naheffingsaanslag ten onrechte aan hem is opgelegd. Belanghebbende heeft contact gehad met de parkeercontroleur om te controleren of er parkeerbelasting moest worden voldaan. Met deze navraag heeft hij een onafgebroken parkeeractie uitgevoerd. De heffingsambtenaar had tijdens die onafgebroken parkeeractie nog geen naheffingsaanslag mogen opleggen, aldus belanghebbende.
4.1.
De heffingsambtenaar betwist dat de naheffingsaanslag ten onrechte is opgelegd. Uit navraag bij de parkeercontroleur is gebleken dat de parkeercontroleur zich geen contact met belanghebbende herinnert en daarvan ook geen aantekening heeft gemaakt. Als een parkeerder navraag doet bij een parkeercontroleur over het al dan niet moeten betalen van parkeergeld, wordt de parkeerder altijd de gelegenheid geboden om naar de parkeerautomaat te lopen en om daar de verschuldigde parkeerbelasting te voldoen, aldus de heffingsambtenaar.
Is de naheffingsaanslag terecht opgelegd?
4.2.
Uit vaste rechtspraak volgt dat een parkeerder een redelijke termijn moet worden gegund voor het handelen om de parkeerbelasting te betalen. Die redelijke termijn begint meteen nadat de auto wordt geparkeerd. [1] De parkeerder moet in die tijd bezig zijn om de parkeerbelasting te betalen (het zogenoemde onverwijld en onafgebroken verrichten van uitvoeringshandelingen). Dat belanghebbende binnen een redelijke termijn na het parkeren van de auto navraag heeft gedaan bij de parkeercontroleur om te controleren of er parkeerbelasting moest worden betaald valt onder deze onafgebroken parkeeractie. De last om aannemelijk te maken dat sprake is van een onafgebroken parkeeractie rust op belanghebbende.
De rechtbank overweegt dat belanghebbende niet met objectieve, verifieerbare gegevens heeft onderbouwd dat sprake is van een onafgebroken parkeeractie. Bovendien heeft belanghebbende geen bewijs overlegd waaruit valt op te maken dat de verschuldigde parkeerbelasting is betaald. De naheffingsaanslag is daarom naar het oordeel van de rechtbank terecht opgelegd.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de naheffingsaanslag in stand blijft.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.E. de Boer, rechter, in aanwezigheid van F. de Jong, griffier op 27 november 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De rechter is niet in staat deze uitspraak mede te ondertekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch.

Voetnoten

1.Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 15 november 2016, ECLI:NL:GHARL:2016:9379.