ECLI:NL:RBZWB:2024:8016

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
21 oktober 2024
Publicatiedatum
22 november 2024
Zaaknummer
10969696 \ MB VERZ 24-195
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gedeeltelijke gegrondverklaring beroep tegen verkeersboete met matiging wegens overschrijding redelijke termijn

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 21 oktober 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete die aan betrokkene was opgelegd. De boete was opgelegd voor het rijden op het trottoir op de Nieuwlandstraat te Tilburg op 11 april 2022. Betrokkene heeft beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond had verklaard. De gemachtigde van betrokkene, mr. M.J.M. Bergers, voerde aan dat de boete niet redelijk was gezien de omstandigheden van de gedraging en verwees naar een onduidelijke verkeerssituatie in de Nieuwlandstraat. De zittingsvertegenwoordiger, mr. A. de Vreeze, stelde dat de verkeerssituatie vanaf 3 november 2021 voldoende duidelijk was en verzocht om het beroep ongegrond te verklaren, maar vroeg ook om een matiging van 25% van de boete wegens overschrijding van de redelijke termijn.

De kantonrechter oordeelde dat de gedraging waarvoor de boete was opgelegd, voldoende was komen vast te staan en dat de boete terecht was opgelegd. Echter, de kantonrechter constateerde dat de redelijke termijn voor behandeling van de zaak was overschreden met meer dan vijf maanden. Daarom werd de boete gematigd met 25%. De beslissing van de officier van justitie werd gewijzigd, en betrokkene kreeg recht op terugbetaling van een te veel betaalde zekerheid en een proceskostenvergoeding. De kantonrechter verklaarde het beroep gedeeltelijk gegrond en bepaalde dat de boete werd gematigd tot € 112,50, plus administratiekosten.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Tilburg
zaaknummer.: 10969696 \ MB VERZ 24-195
CJIB-nummer: 1062 5422 4914 2646
uitspraakdatum: 21 oktober 2024
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene]
adres : [adres]
woonplaats : [woonplaats]
hierna: betrokkene
gemachtigde : mr. M.J.M. Bergers (Boete.nu)

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 21 oktober 2024 Namens de officier van justitie is verschenen mr. A. de Vreeze (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Gemachtigde is niet verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven: rijden op het trottoir, voetpad, fietspad, fiets/bromfietspad of het ruiterpad (niet de rijbaan gebruiken) op de Nieuwlandstraat te Tilburg op 11 april 2022 om 14:51 uur.
Gemachtigde heeft namens betrokkene in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat de boete niet redelijk is gelet op de omstandigheden waaronder de gedraging heeft plaatsgevonden. Volgens gemachtigde is er sprake van een fuik en gemachtigde verwijst daartoe naar een nieuwsartikel waarbij een verkeersdeskundige uitlegt dat de verkeerssituatie op de Nieuwlandstraat dusdanig onduidelijk is. De verplichte rijrichting is naar links waardoor als het ware automobilisten naar links gestuurd worden, nadat zij naar rechts kijken om geen fietser aan te rijden en zo de geslotenverklaring in rijden. Betrokkene kon niet meer achteruit rijden of terug draaien aangezien het een eenrichtingsweg is. Gemachtigde stelt dat er geen vooraankondigingsbord aanwezig is. Voorts verzoekt gemachtigde om een proceskostenvergoeding.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep ongegrond te verklaren en heeft daartoe het volgende aangevoerd. Na aanpassing van de feitelijke situatie (met onder meer een inritconstructie) heeft de kantonrechter eerder geoordeeld dat vanaf 3 november 2021 zonder twijfel voor eenieder voldoende duidelijk of moet het in ieder geval duidelijk zijn, dat op die plek een voetgangersgebied begint. De initiële beschikking is op 11 mei 2022 opgelegd en valt dus onder de periode waarin de verkeerssituatie voldoende duidelijk moet zijn. De zittingsvertegenwoordiger verzoekt een matiging van 25% wegens overschrijding van de redelijke termijn.

Overwegingen

De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken in het dossier voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht. Betrokkene ontkent dit ook niet.
Sinds 6 april 2021 is een gedeelte van de Nieuwlandstraat toegevoegd aan het voetgangersgebied in Tilburg. In de beginperiode werd volstaan met waarschuwingsbrieven. Vanaf 1 juli 2021 is er digitaal gehandhaafd en zijn boetes opgelegd.
De kantonrechter heeft op 28 maart 2023 in een groot aantal zaken geoordeeld over de boetes inzake de Nieuwlandstraat, zie ECLI:NL:RBZWB:2023:2062. De kantonrechter verwijst in deze zaak naar het algemene oordeel in die zaak en neemt dit oordeel over.
Dat oordeel is verdeeld over drie periodes en komt kort gezegd op het volgende neer.
In periode 1 (van 1 juli 2021 tot en met 9 september 2021) was de bebording niet in orde, zodat geen boetes mochten worden opgelegd.
In periode 2 (van 10 september 2021 tot en met 2 november 2021) was sprake van een zo onduidelijke situatie dat het niet redelijk was om een boete op te leggen.
Na aanpassing van de feitelijke situatie (met onder meer een inritconstructie) is vanaf 3 november 2021 (periode 3) naar het oordeel van de kantonrechter zonder twijfel voor eenieder voldoende duidelijk of moet het in ieder geval duidelijk zijn, dat op die plek een voetgangersgebied begint. In beginsel is er dan ook geen aanleiding om boetes die zijn opgelegd vanaf 3 november 2021 onrechtmatig te achten of te matigen.
De kantonrechter ziet in wat betrokkene heeft aangevoerd geen aanleiding om daar in dit geval anders over te denken. De boete is dus terecht opgelegd.
Overschrijding redelijke termijn
Een ieder heeft recht op behandeling van zijn rechtszaak binnen een redelijke termijn (artikel 6, lid 1 van het EVRM). Volgens vaste rechtspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (ECLI:GHARL:2017:1777) is sprake van schending van die redelijke termijn van berechting wanneer de procedure bij de officier van justitie en de kantonrechter tezamen langer dan twee jaar heeft geduurd. Deze termijn vangt aan bij het opleggen van de boete.
In dit geval is de boete opgelegd op 11 mei 2022 en is de redelijke termijn dus met ruim 5 maanden overschreden.
Omdat sprake is van een overschrijding zal de kantonrechter de boete matigen met 25% (zie ECLI:NL:GHARL:2023:6369).
Het beroep is dus gedeeltelijk gegrond. De beslissing van de officier van justitie zal worden gewijzigd. Het bedrag dat betrokkene te veel aan zekerheid heeft betaald moet door de officier van justitie worden terugbetaald.
Ook zal de kantonrechter een proceskostenvergoeding toekennen, die als volgt is berekend:
administratief beroepschrift: 1 punt x gewicht 0,5 x € 624,- = € 312,00
beroepschrift kantonrechter: 1 punt x gewicht 0,5 x € 875,- =
€ 437,50
totaal € 749,50
Factor 1,5 zal worden toegepast nu er sprake is van vijf samenhangende zaken. Per zaak komt de proceskostenvergoeding dan ook uit op € 749,50 x 1,5 = € 1.124,25 /5 = € 224,85.

Beslissing

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep gedeeltelijk gegrond;
‒ wijzigt de beslissing van de officier van justitie in die zin dat de boete wordt gematigd tot € 112,50, plus € 9,- administratiekosten;
‒ draagt de officier van justitie op het bedrag van € 37,50,- dat betrokkene te veel als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terug te betalen;
‒ veroordeelt de officier van justitie tot het vergoeden van de proceskosten van betrokkene van € 224,85.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.A.V. van Aardenne, kantonrechter, bijgestaan door de griffier L.I.M. Appels, en in het openbaar uitgesproken op 21 oktober 2024.
Als u het niet eens bent met deze beslissing , dan kunt u binnen 6 weken na de hieronder vermelde datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, maar alleen als:
de boete meer dan € 110,00 bedraagt, of
uw beroep niet-ontvankelijk is verklaard omdat u niet of niet op tijd zekerheid heeft gesteld.
Het beroepschrift moet worden ingediend bij Rechtbank Zeeland-West-Brabant, Team strafrecht, postbus 90008, 4800 PA Breda Het beroepschrift moet zijn ondertekend door degene die beroep heeft ingesteld of door de gemachtigde.
U dient daarbij het zaaknummer te vermelden.
De procedure bij het gerechtshof verloopt geheel schriftelijk, tenzij u in het beroepschrift uitdrukkelijk vraagt om een zitting waarop u uw standpunt mondeling wilt toelichten.
Datum verzending: