Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Verloop van de procedure
Standpunten
Overwegingen
€ 437,50
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 21 oktober 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete die aan betrokkene was opgelegd. De boete was opgelegd voor het rijden op het trottoir op de Nieuwlandstraat te Tilburg op 1 april 2022. Betrokkene heeft beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond had verklaard. Tijdens de zitting is de zaak behandeld, waarbij de gemachtigde van betrokkene, mr. M.J.M. Bergers, niet aanwezig was. De zittingsvertegenwoordiger, mr. A. de Vreeze, heeft het verzoek gedaan om het beroep ongegrond te verklaren.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, inderdaad heeft plaatsgevonden. De rechter heeft ook overwogen dat de verkeerssituatie op de Nieuwlandstraat in de periode waarin de boete is opgelegd, voldoende duidelijk was. Echter, de kantonrechter heeft ook geconstateerd dat de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak is overschreden, wat heeft geleid tot een matiging van de boete met 25%. De beslissing van de officier van justitie is gedeeltelijk gewijzigd, en de boete is vastgesteld op € 112,50, met een terugbetaling van € 37,50 aan betrokkene voor te veel betaalde zekerheid.
Daarnaast is er een proceskostenvergoeding toegekend aan betrokkene, die is berekend op basis van de administratieve kosten en het beroepschrift. De totale proceskostenvergoeding bedraagt € 224,85. De uitspraak is openbaar gedaan en betrokkene heeft de mogelijkheid om binnen 6 weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.