In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 21 november 2024, wordt het beroep van eiseres beoordeeld, die stelt dat de Dienst Toeslagen niet tijdig heeft beslist op haar aanvraag van 17 november 2022 voor aanvullende compensatie. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is, omdat de beslistermijn is overschreden. Eiseres heeft de Dienst Toeslagen op 6 september 2024 in gebreke gesteld, waarna de rechtbank zonder zitting uitspraak doet op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank bepaalt dat de Dienst Toeslagen binnen twee weken na verzending van de uitspraak een nieuw besluit moet nemen, maar in dit geval wordt een termijn van tien weken als redelijk beschouwd vanwege het aantal aanvragen dat door verweerder moet worden behandeld.
Daarnaast legt de rechtbank een dwangsom op van € 100,- per dag voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. De rechtbank wijst erop dat de verzoeken van verweerder om een lagere dwangsom niet worden gehonoreerd. Eiseres krijgt ook een vergoeding voor het griffierecht van € 51,- en een proceskostenvergoeding van € 437,50. De uitspraak wordt openbaar gemaakt en partijen worden geïnformeerd over de mogelijkheid tot verzet tegen deze uitspraak.