Op 21 november 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen eiseres, vertegenwoordigd door mr. J.W. van de Wege, en de Dienst Toeslagen. Eiseres had een beroep ingesteld omdat verweerder niet tijdig had beslist op haar aanvraag van 21 juli 2023 voor aanvullende compensatie voor werkelijke schade. De rechtbank oordeelde dat het beroep kennelijk gegrond was, aangezien de beslistermijn was overschreden. Eiseres had verweerder op 12 augustus 2024 in gebreke gesteld, maar er was nog steeds geen besluit genomen. De rechtbank bepaalde dat verweerder binnen twee weken na de uitspraak een nieuw besluit moest nemen, met een verlengde termijn van negen weken vanwege de grote hoeveelheid aanvragen die door verweerder behandeld moesten worden.
Daarnaast legde de rechtbank een dwangsom op van € 100,- per dag voor elke dag dat de beslistermijn werd overschreden, met een maximum van € 15.000,-. De rechtbank wees erop dat de verzoeken van verweerder om een lagere dwangsom niet werden gehonoreerd. Eiseres kreeg ook een vergoeding van € 437,50 voor proceskosten en het griffierecht van € 51,- moest door verweerder aan eiseres worden vergoed. De uitspraak werd openbaar gemaakt en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot verzet tegen de uitspraak.